Annie get your e-mail!

Virtuele avant-garde in cyberspace


Lust en Gratie nummer 44, winter 94-95, Thema: Avant-garde

Marianne van den Boomen



Wij wisten het reeds lang - het persoonlijke is niet meer politiek, het persoonlijke is publiek geworden. De strijd gaat er nu alleen nog om om de politiek publiek te maken, dat wil zeggen: haar on-line zien te krijgen, aangesloten op het Net. Immers, hoe meer publieke informatie, hoe meer democratie, zo heet het in de politieke avantgarde van het informatietijdperk. Er worden zelfs weer manifesten geschreven, in digitale vorm (de Digitale Burgerbeweging Nederland) of nog gewoon met behulp van de drukpers (Donna Haraways Manifest voor cyborgs).
Maar zoals elke politieke beweging en elke avantgarde draagt ook deze haar eigen negatie in zich. Want op het moment dat de eisen worden gerealiseerd, verliest elke beweging haar bestaansrecht. Een beetje lippendienst, een snufje erkenning, een scheutje media-exposure is vaak al voldoende om welke artistieke of politieke avantgarde dan ook om zeep te brengen. Zie de vrouwenbeweging. Zo gauw de vrouw publiek werd, begon het gedonder om de identiteit. Verschillen, sekse en gender - en prompt wist niemand meer wat een vrouw is, laat staan een feminist.
Een beetje moeilijk om op die noemer nog een beweging te handhaven. Een paar moedigen probeerden het nog met 'er bestaan geen seksen, er bestaat alleen seksisme', maar het mocht niet baten. De deconstructie van de vrouw was ooit politieke avantgarde, maar waar alles is gedeconstrueerd, stopt elke beweging.

Enter de cyborg
Het enige wat erop zit is de constructie van een nieuwe identiteit. En wel eentje die zich rekenschap geeft van alle soorten deconstructies. De vrouw is dood, leve de cyborg: een mix van machine en mens, van cybernetica en levend organisme. Want de technologie en de epistemologie zijn zover dat wij naar believen aan ons lichaam, onze omgeving en ons zelfconcept kunnen sleutelen. Voorbij de strikte afbakening tussen lichaam en wereld, voorbij de grenzen tussen natuur en cultuur. Voorbij elke afbakening op grond van gefixeerde categorieën. Voorbij sekse en voorbij gender. De cyborg.
Een mythisch concept natuur(cultuur)lijk, maar we kunnen niet zonder zulke metaforen - en een science-fictionfiguur biedt in elk geval meer mogelijkheden dan een archa‹sme. 'Liever een cyborg dan een godin', zoals Haraway het zegt. Want een godin is nog altijd vrouwelijk - en wat betekent dat eigenlijk? In elk geval weer een apriori essentie. Of een apriori bestemming, hetgeen op hetzelfde neerkomt. Hoe dan ook beloven essenties en bestemmingen in de regel weinig goeds.
Weg dus met de vrouwelijkheid en de mannelijkheid; weg ook de androgynie - dat kruideniersachtige ideaal van afgewogen half mannelijk half vrouwelijk, netjes in evenwicht. Kan dat gesodemieter met de seksen niet gewoon eens afgelopen zijn? Het gaat er immers slechts om hoe een levend organisme zich verbindt met de omgeving, die bestaat uit andere organismes en machines. En om het leefbaar houden van die omgeving, voor zichzelf en voor andere cyborgs.
Een cyborg gaat verbindingen aan met de meest uiteenlopende heterogene elementen uit zijn/haar (tja, het probleem van de geseksueerde taal blijft voorlopig) omgeving. Om uit te proberen, om kennis op te doen, om schik te hebben. Om te leven. De cyborg bestaat bij de gratie van communicatie, verbindingen: kan ik hierbij aansluiten, zit er een plugje aan? De mogelijkheid om koppelingen en associaties aan te brengen, zonder een overkoepelend idee van holistische samenhang, van regulerende metaverhalen.

Virtuele avantgarde
Donna Haraway schreef haar Manifesto for Cyborgs in 1985, maar pas nu, nu de tentakels van het Internet zo'n beetje iedereen in hun greep beginnen te krijgen, begint het cyborg-concept zijn publieke opmars. De cyborg heeft zich losgezongen van zijn papieren manifestvorm, de cyborg leeft in het reële en het virtuele Net. Cyborgs zijn bij uitstek net-surfers, met wereldwijde contacten op basis van gedeelde interesses en woordenwisselingen, met lichamen die bestaan uit tekst en data die het Net overzoeven.
Cyborgs creëren virtuele gemeenschappen waar zij bijeen klonteren, een digitale vorm van socialiteit. En wie weet creëren zij een nieuwe, andersoortige avantgarde. Niet zo'n bekende, met papieren manifesten en programma's van eisen, niet zo'n reële avantgarde, met eisen en successen waaraan zij zelf ten gronde gaat, maar een virtuele avantgarde. Een tekst-avantgarde, een taal-avantgarde - want de enige virtual reality die je overtuigend uit de reële wereld trekt, is tekstgeoriënteerd, zoals wij al wisten uit de literatuur. Vergeet het maar, die onbeholpen virtual reality met van die joekels van helmen en handschoenen en allerhande sensorische projecties - VR moet direct inwerken op de geest, op het zesde zintuig, en vooralsnog doen taal & tekst dat het sterkst. Ook (of juist) in hun computergegenereerde vorm.
Een digitale virtuele avantgarde: voortdurend in de kiem aanwezig en gesmoord, even oplichtend in de data- en woordbeeldenzee, dan weer weggezonken in de informatie- overload en de interactieve kakofonie. Nergens compleet opgeslagen in een lokaliseerbare databank, maar telkens op te roepen op het Net, bij elkaar gegraaid uit verspreide computers. Emerging op de IRC-kanalen, waar tientallen cyborgs tegelijk hun furieuze of bezonnen bijdragen aan de dia(multi)logen intikken op hun beeldscherm. In de nieuwsgroepen, die geen geredigeerd massamedianieuws brengen maar publieke discussiebijdragen - het definitieve einde van de Waarheid en het Monopolie inluidend. Via de hiërarchische Gopher-menu's of via het associatieve doorklikken op de hypertekst-links in het World Wide Web.
Maar laten wij bij het begin beginnen - het is daarna altijd nog mogelijk om te verdwalen in de verschillende Internet- idiolecten.

De overwinning van de tekstverwerker
De tekst, de schriftuur is op het Net aan een tweede leven begonnen. Even dacht men dat 'het woord' het zou verliezen van 'het beeld'. Dat was in de tijd dat het Net nog refereerde aan het televisienet, door kabels en satellieten exponentieel toegenomen in zijn wereldwijde omspanning. Slechts weinigen realiseerden zich toen dat de groei van het Internet veel harder ging. Het was de tijd dat men essayprijsvragen en specials wijdde aan 'de lezer tussen beeld en woord', met als aandrijfkracht de angst dat de lezer zou verdwijnen en er alleen nog maar kijkers zouden overblijven. Wat maakte men zich zorgen over die arme lezer tussen beeld en woord, een angstig kind tussen het imaginaire en het symbolische, tussen buis en boek - alsof tv's toen nog van buizen en niet van chips werden gemaakt; de micro-elektronica was zo klein dat men haar geheel over het hoofd zag.
Goed, de beeldbuis als metafoor dan. Men vergat echter dat ook boeken op beeldschermen werden geproduceerd en dat de produktie daardoor alleen maar toenam. Men vergat ook dat televisiekijkers gigantisch veel letters consumeren, en dat kinderen die leesblind heten te zijn, wel ondertitels op tv lezen. Een kijker is altijd ook een lezer.
Lezen is dan ook de meest onbegrijpelijke activiteit die er is. Het afzien van het verschil tussen een "A" en een "a" en duizenden andere typografische verschillen, het afzien van losse elementen: geen letters zien, maar een woord - nee, geen woorden zien maar zinnen, nee geen zinnen maar betekenissen. En deze tot een tekst, een verhaal maken. Het is een wonder hoe de geest dat voor elkaar krijgt. Lezen & schrijven is een activiteit van het zesde zintuig, het semiotische zintuig waarmee wij de wereld en ons geheugen ordenen, waarmee wij onze omgeving en onszelf betekenis geven, een plaats binnen een symbolische orde.
Even leek het er inderdaad op dat de ontwikkeling van het zesde zintuig een doodlopend spoor in de evolutie zou zijn en de eerste twee zintuigen (het naakte zien en horen) het heft weer zouden overnemen. Totdat de externalisering van het zesde zintuig net op tijd haar ultieme vorm vond en aan zijn publieke opmars begon: de computer. Of beter gezegd: de tekstverwerker. Want de tekstverwerker is het hart van de computer en het zesde zintuig van de cyborg, al het andere is afgeleid.

Polymorfe reproduktietechnieken
Niet zelden wordt de computer gezien als de derde golf in de geschiedenis van de mensheid. Aandrijver van de verschillende golven is dan telkens de uitvinding van een produktiemiddel met in het kielzog daarvan specifieke kennis van de wereldorde. De agrarische revolutie met de uitvinding van de ploeg en de kennis der gewassen en seizoenen. De industriële revolutie met de uitvinding van de stoommachine en de kennis der mechanica (inclusief die van kapitaal en arbeid). En als derde golf de informatierevolutie: de opkomst van de computer en de kennis van de micro- elektronica en de macro-communicatie.
Zo krijg je een geschiedenis van verschillende dominante produktiewijzen, maar het is veel interessanter om te kijken naar geschiedenis van reproduktiewijzen en representatietechnieken. (Zeiden wij niet al ten tijde van die goede oude vrouwenbeweging dat de reproduktie en de representatie voortdurend werden weggemoffeld en van hun belang ontdaan? Toen gebruikten we die ingang om de positie van vrouwen zichtbaar te maken, maar nu de vrouw niet meer bestaat, moeten wij iets anders zichtbaar maken: de positie van de cyborg en zijn/haar polymorfe (re)produktietechnieken.)
De geschiedenis van de reproduktietechnieken kent eveneens revolutionaire golven. De uitvinding van het schrift, met in het kielzog het dogma en de bijbel. Vervolgens de uitvinding van de drukpers, met in het kielzog het onderwijs en de roman. De uitvinding van de computer is ook hier een derde golf - niet als eenzijdig produktiemiddel maar als (re)produktiemiddel: produktie en reproduktie van data, van informatie, van tekst. En van nieuwe kennisdomeinen en sociale reguleringen, met een minstens zo grote impact als die in het kielzog van het schrift en de drukpers.
De ontwikkeling van de computer ging niet over een nacht ijs, al is het in vergelijking met de geschiedenis van het schrift en de drukpers wel in een duizelingwekkend tempo gegaan - in pakweg drie, vier decennia. Begonnen als rekenapparaat werd de computer een lees- en schrijfapparaat, een tekstverwerker. Begonnen als eenzame stand alone werd het gekoppeld aan een netwerk. En daar was het: de virtuele lees- en schrijfruimte waarbinnen eenieder data- of tekst(re)producent kan zijn. Cyberspace, een publieke ruimte van internetwerken en cyborgs, van een geheel andere orde dan die van de klassieke massamedia die bijna de ondergang van het zesde zintuig betekende.

De lingua franca van het Internet
Het Internet is niet zozeer een netwerk van meer dan drie miljoen aan elkaar geknoopte computers. Het Internet is zelfs geen web van drie miljoen cyborgs die vergroeid zijn met hun e-mail, nieuwsgroepen, elektronische tijdschriften, on-line conferenties, bibliotheekcatalogi, babbelboxen en spelletjes. Het Internet is in de eerste plaats een taal. Die taal heeft zelfs een officiële naam - TCP/IP: Transmission Control Protocol/Internet Protocol - maar eigenlijk is dat helemaal niet belangrijk. Waar het om gaat is dat een taal zich buiten de controle van wet- en regelgevende instanties om ontwikkelt, dat een taal werkt voor zover die taal wordt gesproken - en dat is voor Internet niet anders. Een taal moet je leren wil je kunnen communiceren, een taal voegt je in in de symbolische orde, een taal heeft dialecten en spraakverwarringen - en dat is voor Internet niet anders. Internet is de lingua franca van de cyberspace.
Een lingua franca die overigens niet makkelijk te leren is. Gelukkig zijn er vele hulptalen - interfaces, een soort Esperanto's, talen die de Internet-grammatica en syntaxis onzichtbaar maken voor de gebruiker. Gopher bijvoorbeeld, een zoeksysteem dat bestaat uit menu's in menu's in menu's, waarin je telkens kunt doorkiezen, steeds gedetailleerder, tot je hebt gevonden wat je zocht (of wat je niet zocht). Die informatie kun je vervolgens inzien en/of kopiëren naar je eigen computer thuis. Het wonder van Gopher is niet zozeer dat alles keurig geordend is in menu's, maar dat de menuonderdelen even goed kunnen verwijzen naar een Internet-host in je woonplaats, als naar eentje in Japan, op Antarctica of waar dan ook - zonder dat je dat merkt. En dus zonder dat je hoeft te weten dat computer nummer 123.45.67.89 aan de Universiteit van Timboektoe bij de afdeling Vrouwenstudies dat ene artikel in het publieke domein heeft staan dat je zoekt - je komt er vanzelf als je almaar doorkiest. En sterker nog, de menu-opties verwijzen niet alleen naar een bepaalde computer ergens ter wereld - ze zijn het ook: wie zo'n menu-optie kiest, brengt direct de verbinding tot stand met de betreffende computer.
Op een vergelijkbare manier werkt World Wide Web, alleen vult je beeldscherm zich in dat systeem niet met menurijtjes, maar met volledige tekstbestanden (en soms ook plaatjes). Wie met zijn cursor of muis de gemarkeerde woorden in de tekst aanklikt, verspringt daarmee naar een andere tekst die onder deze hyperlink verborgen zit. Waar dan weer hyperlinks in kunnen zitten naar een volgende tekst, etcetera etcetera. Direct springen van tekst naar tekst, zonder raadpleging van allerlei indexen en naslagwerken.
Gopher en World Wide Web zijn de enige taalsystemen ter wereld waar betekenaar en betekende, verwijzing en datgene waarnaar verwezen wordt, samenvallen. Is dat de semiotiek op z'n kop gezet of niet?

The medium is the message
Maar het Net is niet alleen een gigantische databank waarin je informatie kunt opzoeken. Het Net is niet alleen consumptief, op het Net is iedereen een schrijver, spelend met concepten als pseudoniem, personage en auteur. De auteur is dood, leve de tekstverwerker!
Het is de tekstverwerker die de literaire en semiotische avantgarde publiek heeft gemaakt. Niet meer alleen voor de gepijnigde romanschrijver achter het witte vel papier maar voor iedereen is nu inzichtelijk hoe de schriftuur bestaat uit een keten van siginifiés en signifianten. Een keten waaraan je kunt duwen en trekken met je cursor, een keten waarin je schakels kunt wissen of tussenvoegen, een keten waarin je langs de metaforische en de metonymische as woorden kunt vervangen. Tot in het oneindige, want je ziet het nu letterlijk voor je op het beeldscherm: het telkenmale ontwijkende en ontglippende van de taal, de onmogelijkheid van elke absolute fixatie, het voortdurende bestaan in virtuele tijdelijkheid, met derridiaanse sporen van eerdere virtuele versies.
Deze publiekmaking is de democratisering van de idee dat de taal geen medium is dat een verbinding legt tussen het zelf en de werkelijkheid. De taal blijkt zich ook niet op te houden in een van de extremen - als expressie van een subjectieve essentie dan wel als representatie van een objectieve essentie. Essenties aan beide kanten blijken te ontbreken. Het medium medieert niet, het medium is de boodschap: uitwisseling & herschrijving. Eerst met floppy-disks als informatiedrager, maar met de opkomst van de netwerken steeds 'dragerlozer'. Een werkelijk virtueel bestaan in de 'vorm' van elektronische post, e-mail.

E-mail: communicatieverdichting
E-mail is niet alleen de derde revolutionaire stap na het schrift en de drukpers, het is ook het logische (en tekstgeoriënteerde) vervolg op de televisie en de telefoon. Immers, de televisie schept afstand en afzondering (juist omdat de hele wereld binnenkomt), de telefoon moet het interactieve contact met de buitenwereld herstellen en voldoet daarin uitstekend, maar wel wat al te direct. Het kreng rinkelt brutaalweg door elke afgeschermde privéruimte heen, en je moet er wat mee op het moment dat-ie overgaat. Steeds meer mensen nemen dan ook een antwoordapparaat; niet omdat ze zo nodig altijd bereikbaar moeten zijn, maar vooral omdat ze onbereikbaar willen zijn. Het antwoordapparaat wordt behandeld als een postbus: het legen gebeurt op een zelf te bepalen tijdstip, het al dan niet beantwoorden eveneens. Maar een proefschrift of een computerprogramma inspreken op een antwoordapparaat is er niet bij. En dat is nu net wat wel kan met e-mail. Plus andere nooit eerder vertoonde combinaties van communicatietechnieken.
Het briefschrijven is terug. Met de snelheid van de telefoon en de bereikbare onbereikbaarheid van het antwoordapparaat, met de negentiende-eeuwse bedachtzaamheid waarmee je aan je teksten kunt schaven en de twintigste-eeuwse gehaastheid waarmee je van dat polijsten kunt afzien. Corresponderen is weer in, het wachten is op de hard copy-uitgave van de eerste digitale-brievenromans. (Want nee, natuurlijk verdwijnt de roman in zijn gedrukte vorm niet. Verdween het schrift soms toen de drukpers kwam, verdween de radio soms toen er televisie kwam? Er verdwijnen maar weinig media die eenmaal op grote schaal zijn doorgedrongen, alleen de onderlinge verhoudingen veranderen.)
E-mail is niet alleen een snel en efficiënt medium voor zakelijk berichtenverkeer, het legt een geheel nieuw domein van virtuele communicatie open. Het vervangt niets, het staat op zichzelf. E-mail is een virtueel medium voor losse opmerkingen, theorieën, intieme confessies, ping- pongdiscussies, grappen, onzin, ironiseringen, fantasieën, complimentjes, venijnigheden - niet zelden binnen een en dezelfde tekst. Dat is iets wat noch een papieren brief, noch een telefonisch gesprek, noch een korte ontmoeting IRL (e-mailjargon voor: in real life) weet te bewerkstelligen. Wat in één e-mailbericht verdicht kan zitten, kan zich IRL slechts serieel afspelen over een langere periode van contact en relatievorming. De snelheid van e-mail zit 'm dus niet alleen in het feit dat je bericht in een paar seconden aan het andere eind van de wereld is (waarmee tijd en plaats irrelevante factoren worden) maar ook in de verdichting van communicatieprocessen.
E-mail is virtuele verdichting. Communicatiepoëzie, waarin de kunst van het citeren en monteren tot haar uiterste wordt gebracht. Citeren gaat automatisch bij het schrijven van een reactie, je schrijft immers in de tekst van iemand anders, streept overbodigheden weg en laat slechts die stukken staan waar je direct op reageert. E-mail is de kunst van het in de rede vallen, het derridiaans tussen de zinnen en de woorden kruipen, er je eigen aantekeningen aan toevoegen en deze bricolage van montage en écriture automatique terugmailen naar de oorspronkelijke auteur (of naar een openbare nieuwsgroep). Na een paar sessies heen en weer vertoont het e-mailbericht een avantgardistische typografie met abrupt afgebroken regels, e-mail-leestekens - (samengesteld uit bestaande leestekens die gelezen moeten worden met het hoofd een kwartslag gedraaid, zoals :- ) [= glimlach of grapje] ;-) [= knipoog] :- ( [= boos] - en een wirwar van drie- of viervoudig gelaagde aanhalingstekens. Al lang is niet meer uit te maken wat het origineel is en wat het commentaar. Het lijkt verdorie wel Franse filosofie! E-mail is de letterlijke belichaming van die principes die voorheen slechts essayistisch, semio- analytisch konden worden betoogd.

Het theater van de Multi User Dimensions
En niet alleen de poëzie krijgt een nieuwe vorm op het Net, ook het theater. Het theater is eveneens tekstgeoriënteerd en speelt zich af in zogeheten MOO's.
MOO - een woord om te ontleden, een afkorting die we moeten afpellen om een glimp op te vangen van de complexe constructie van coulissen. De M staat voor MUD - ja, weer een afkorting, en ook nog eentje die verschillende betekenissen heeft: Multi User Dungeons, Multi User Dimensions, Multi User Domain. 'Multi User': kennelijk gaat het hier om iets waaraan meerdere gebruikers tegelijkertijd deelnemen. 'Dungeons' verwijst naar iets spelachtigs: Dungeons & Dragons is een klassiek fantasiespel, maar niet zoals een videogame met bewegende beelden en schietapparatuur - het gaat hier om een text adventure game. Op het beeldscherm verschijnt alleen tekst ('Je bevindt je in een ruimte met recht voor je een deur die op slot is, links staat een kast'). De speler tikt tekst(commando's) in om verder te komen ('Open de kast. Beschrijf inhoud kast.' Document, sleutel, ring. 'Pak sleutel. Steek hem in het slot van de deur.')
Oorspronkelijk waren text adventures geheel voorgeprogrammeerd en was het zaak een bepaalde opdracht tot een goed einde te brengen. Meestal in de orde van draak verslaan & prinses redden. Maar met de introductie van het multi user-karakter, waarbij andere spelers ook van alles uitvreten, blijft er weinig van dat voorgeprogrammeerde over. De users interacteren immers op onvoorspelbare manieren met elkaar: ze stellen elkaar vragen, ze werken samen of ze proberen elkaar een hak te zetten. Een eindopdracht is er dan ook niet meer, er is geen andere uitdaging dan het spel te spelen, een spel waarvan niemand de regels kent. Van zulke MUD's zijn er honderden op het Internet (in de Amsterdamse Digitale Stad is De Metro er een), overigens niet alleen ter vermaak maar ook ter lering: er zijn MUD's voor astronomen, biologen, mediaonderzoekers enzovoorts.
Als zulke MUD's dan ook nog eens MOO's worden - MUD Object Oriented - is de voorprogrammering geheel zoek. Object oriented verwijst naar een manier van programmeren met een soort aanbouwmodules, programmeren dus zonder het lopende programma lam te leggen of te moeten bijstellen. Dat betekent dat de users voortdurend nieuwe omgevingen 'bijbouwen'. Kamers, kantoortjes, cafés, psychiatrische inrichtingen, tempels, musea, drugsholen, bibliotheken etcetera. Nog steeds: opgebouwd uit tekst, niks dan tekst.
En vanzelfsprekend definieert elke user letterlijk zijn eigen identiteit. Een naam, een personage, met een uiterlijk, een geschiedenis en bepaalde kenmerken - eveneens tekst die is op te vragen door andere users: 'Wie is Lambda? Wie is Derrida?' (Echt waar, dat is een bekend MOO-personage.)
De meeste MOO-users wisselen voortdurend van identiteit en van sekse. In MOO's zijn er bovendien beduidend meer dan twee seksen - ja, hier wordt het cyborg-concept tot zijn uiterste doorgetrokken. Om nog maar te zwijgen van duizelingwekkende mogelijkheden waarop MOO-personages seks hebben met elkaar - maar, anders dan IRL: 'Only the best writers get laid here.'
Een MOO is virtueel theater, en avantgardistisch in de klassieke zin van het woord: er is geen onderscheid tussen publiek en speler, tussen speler, regisseur en auteur, tussen auteur en decorbouwer. En ook het onderscheid tussen mens en machine vervaagt hier compleet; in een MOO kun je een reuze leerzaam praatje aanknopen met een personage dat bij nader inzien het besturingsprogramma blijkt te zijn. Een MOO betekent het definitieve einde van elke gefixeerde identiteit.

Cyborgs en sekse
Aangezien het cyborgconcept behalve in de science fiction met name in de gedeconstrueerde vrouwenbeweging gekoesterd wordt, zou je verwachten dat met name voorheen 'vrouwen'/'feministen' zich op het Net begeven. Immers, daar kun je werkelijk afzien van een gefixeerde identiteit als vrouw, daar ziet in elk geval niemand op voorhand welk lichaam je IRL met je meesleept. Daar ziet niemand of je een kort rokje draagt of een peignoir. Daar hoef je niet letten op hoe je haar zit, daar zegt niemand dat je niet zo chagrijnig moet kijken. Daar ben je werkelijk het gedonder met de seksen voorbij.
Nou, dat valt reuze tegen. Ten eerste blijken Internet-cyborgs voor zo'n 95 procent IRL een mannenlichaam te hebben. Zij die toevallig een vrouwenlichaam bezitten, hebben immers nog altijd duizend-en-een dingen tegelijk aan hun kop - daar is niks aan gedeconstrueerd, helaas. Zij storten dus zich niet zomaar in cyberspace. Ze hebben er gewoon geen tijd voor, tenzij hun werk of studie dat van ze eist. Ze gaan slechts voor nut, ze zijn gewoon niet geformatteerd tot monomaan hobbyisme, adventure en fun - stuk voor stuk disposities die verleiden tot aansluiting op het Net. (Nee, het heeft niks te maken met de vermeende 'vrouwelijke angst voor techniek'. Het Net draait absoluut niet om techniek. Het Net draait om taal & communicatie - en daar zijn zij met een vrouwenlichaam juist wel toe gedisponeerd, juist omdat ze altijd duizend-en- een dingen tegelijk doen.)
Nou zou daar nog wel een mouw aan te passen zijn, ware het niet dat veel cyborgs met een mannenlichaam het ook op het Net niet kunnen nalaten te spelen met hun geslachtsorganen. Soms letterlijk, soms figuurlijk, maar lullig blijft het, die sporen in hun teksten. En ook hier ruimen ze zelden hun troep op.
Die cyborgs met een vrouwenlichaam die wel het nut (& de fun & de virtuele avantgarde) van het Net hebben ontdekt, lopen dan ook de kans aangesproken te worden als vrouw. Zelfs zonder kenbaar reëel lichaam. Niks gefixeerde identiteit voorbij, niks sekse voorbij voor wie toevallig een typische meisjesnaam als inlognaam gebruikt. (Zo zie je maar weer dat het om naamgeving en projecties gaat, dat gedoe met de seksen, en niet met lichamen.) Je inlognaam en je e-mailadres zijn zichtbaar op je openbare bijdragen aan nieuwsgroepen, en sommigen met een mannenlichaam gebruiken dit gegeven om die langgezochte digitale penvriendin ongevraagd aan te schrijven dan wel om hitsige boodschappen te mailen. Digitale ongewenste intimiteiten. Zelfs het woord cyberrape is al gevallen.
Je inlognaam is altijd traceerbaar. Met een commando is op te vragen welke users op een bepaald moment zijn ingelogd - dat is handig voor on-line talk-requests (via op het beeldscherm ingetikte tekst twee aan twee direct met elkaar praten). Maar er zijn altijd wel types die bij voorkeur de vrouwennamen er uit pikken om een lulpraatje te houden (wederom letterlijk of figuurlijk). Je kunt zo'n talk request weliswaar negeren - niet antwoorden, de andere kant kan dan ook geen inhoudelijke boodschap aan jou sturen - maar sommige eikels blijven hun kletsverzoek eindeloos herhalen. Onnodig te zeggen dat dit de brave cyborg die net een interessant feministisch artikel aan het downloaden is, tot radicale razernij kan brengen.
Velen hebben dan ook schielijk hun verraderlijke inlognaam verandert in een meer neutrale. Een vermijdingsstrategie die inderdaad helpt, maar anderen menen dat dit te gek is voor woorden. De klojo's moeten maar leren hun fatsoen te houden, en zij behouden fier hun meisjesinlognaam.

Gender-bending
Ook andersom komt trouwens voor: IRL-heren die expres een meisjesinlognaam nemen en als gender-benders over het Net zwieren. Om niet zelden verbijsterd te raken over het gedrag van hun seksegenoten. Sommigen worden er prompt een beetje feministisch van. Niettemin ontstaken vele IRL-vrouwen in grote woede toen bleek dat ene Joan, die zich had ontwikkeld tot een soort Lieve Lita voor vele door zielepijn getergde vrouwen, IRL een mannelijke psychiater bleek te zijn. Velen gaan er inmiddels van uit dat een cyborg met een vrouweninlognaam IRL een man is, totdat het tegendeel is bewezen. Maar ja, hoe doe je dat? Bestaat er voor dat bewijs soms een soort Turingtest? Die test is oorspronkelijk ontworpen om te toetsen of er aan de andere kant van de computerverbinding een mens of een machine aan het werk is, maar de vraag is of je via het intikken van de juiste vragen iemands sekse kunt achterhalen. Bovendien doet het vermoeden dat de vragen met name gericht zullen zijn op het tussenbeense. En zo zijn wel heel erg ver verwijderd van de cyborg, die dat juist allemaal achter zich had gelaten.
Hoe dan ook zijn de strategieën tegen ongewenste aanspreking als vrouw c.q. seksobject op het Net hetzelfde als IRL: vermijden, negeren of overtroeven. Met het voordeel dat je op het Net niet zo verbeten de andere kant op hoeft te kijken. Je kunt lekker vloekend achter je beeldscherm zitten terwijl je toch het ventje in zijn sop laat gaar koken. En bij de strategie van het overtroeven in denigrerende taal of vuilbekkerij kun je al je creativiteit botvieren - zonder bang te zijn dat de klerenkast in kwestie ineens begint te rammen.
Toch is het niet alleen het aangesproken worden als vrouw dat de cyborgs weer seksueert. Soms manifesteren ze zichzelf als vrouw - ongeacht hun inlognaam. Want wat blijkt? Sommige cyborgs stellen zich beduidend beleefder, bescheidener en vragender op dan andere - en in de regel hebben deze beschaafde cyborgs IRL een vrouwenlichaam. Op zich geen ramp, ware het niet dat de minder stellige boodschappen minder serieus worden genomen en minder reacties krijgen. 't Is warempel overal hetzelfde, IRL en op het Net.
Er is ook al onderzoek naar gedaan. Verrassing: mannen en vrouwen ergeren zich in (bijna) dezelfde mate aan de op het Net veelvuldig voorkomende praktijk van flaming (openbaar schelden, afkraken, beledigen). Waarom doen mannen het dan toch veel vaker? Zij hebben kennelijk geen andere fatsoensopvattingen. De crux lijkt 'm te zitten in een opvatting over vooruitgang: mannen gaan uit van 'tegenspraak brengt ons verder', vrouwen van 'samenwerking brengt ons verder'.
Tja, dat schiet niet op.
Het enige wat er op zit is: meer vrouwen, al dan niet gedeconstrueerd, op het Net. Ja, we hebben al zo veel aan onze kop, maar dit kan er ook nog wel bij (en soms win je op het Net tijd). Als nou degenen die gedeconstrueerd zijn zich wat tegensprakiger en minder lief opstellen, en degenen die niks zien in deconstructies gewoon hun co"peratieve gang blijven gaan, dan wordt het virtueel misschien nog eens echt gezellig. En dan sijpelt er wellicht ook iets door IRL.
Een gevecht zal het voorlopig wel blijven.
Books are weapons, zei ooit de politieke avantgarde. Dat blijft. Maar het geldt net zo goed voor virtuele tekst. Annie get your e-mail!