Hoofdstuk 8

uit: Marianne van den Boomen, Internet-ABC voor vrouwen (oktober 1995)

DIGITALE STEDEN EN VIRTUELE GEMEENSCHAPPEN



Terwijl twintig jaar geleden het gebruik van het Internet was voorbehouden aan een elite van al dan niet militaire onderzoekers, verspreidt het zich nu onder steeds meer lagen van de bevolking. Studenten, bedrijven, organisaties, gewone mannen en vrouwen. Het Net bevindt zich momenteel op de overgang van elite naar massa.
Dat betekent niet dat het Internet een klassiek massamedium aan het worden is. Immers, het Net werkt niet met broadcasting, vanuit één uitzendpunt een aanbod de wereld in sturen om het massapubliek te bereiken. Internet is een vorm van narrowcasting, met duizenden uitzendpunten en de massa bestaat uit duizenden zo niet miljoenen kleine publieksgroepen theoretisch zelfs zo klein dat een publieksgroep uit ée'n persoon kan bestaan. Bovendien ligt de grens tussen producent en publiek niet vast.
Internet is eerder een medium op de grens van individu en massa. En op die grens vinden de meest eigenaardige coalities en groepsprocessen plaats. Netwerkers communiceren, socialiseren, creëren nieuwe plekken op het Net. Het Net is een vlottende, bijna organische wereld waarin voortdurend naar vormen wordt gezocht, niet zelden gemodelleerd naar de fysieke wereld. Op het Net ontstaan zo steeds meer 'virtuele ruimtes' met een eigen 'architectuur' en karakter. Die virtuele ruimtes kunnen verschillende vormen aannemen: Digitale Steden, virtual communities en interactieve fantasiewerelden.

Digitale steden

In Nederland waren het weer hackers die een belangrijke impuls gaven tot de eerste Digitale Stad. In Amsterdam gingen politiek-cultureel centrum De Balie en Hacktic Netwerk een vruchtbare coalitie aan. Een gouden formule: zet de professionele activiteitenorganisators van De Balie aan tafel met hackers die alles weten van netwerktechnologie, en je kunt een complete Digitale Stad uit de grond stampen.
Het idee was simpel. Gratis kennismaking van het grote publiek met het Internet op een gebruikersvriendelijke manier. En wel via een interface ('presenteerblaadje') waarin de verschillende Internet-functies gemodelleerd zijn naar een stad: een postkantoor, gemeentehuis, kiosk, pleinen en cafés. Voor wie thuis geen computer met modem heeft, staan er gratis te gebruiken terminals in verschillende openbare gelegenheden in Amsterdam (de Stopera, de Openbare Bibliotheek en het caf van De Balie).
De uitwerking was natuurlijk wat minder simpel. Maar er is gewoon begonnen, zonder blauwdruk, met een paar vage ideeën over de kloof tussen burger en politiek, openbaarheid van informatie en de behoefte aan communicatie van burgers onderling. Een experiment met een nieuw openbaar domein, zowel technisch, economisch als sociaal-politiek. Met wat subsidie en sponsors kon de Digitale Stad in januari 1994 voor een periode van drie maanden de lucht in. Het werd een gigantisch succes; de Digitale Stad moest zich binnen de kortste keren transformeren van een tijdelijk project van bevlogen hackers en Balie-medewerkers tot een zelfstandige professionele organisatie.

Stadsmetafoor
De Digitale Stad bestaat in feite uit een gebruikersvriendelijke Nederlandstalige 'schil' tussen de gebruiker en het Internet. De eerste versie van DDS, de Digitale Stad, was geheel opgebouwd uit Gopher-achtige menu's, inclusief e-mail en nieuwsgroepen. Dat maakt de verschillende Internet-handelingen een stuk eenvoudiger.
Bovendien maakt de metafoor van een stad ruimtelijk inzichtelijk waar je mee bezig bent. Je gaat naar het Postkantoor voor e-mail, naar het Openbare Forum voor nieuwsgroepen en naar de Kiosk om tijdschriften als De Groene Amsterdammer en de Automatisering Gids te lezen. In de Kantorenwijk vindt je materiaal van allerhande organisaties van de Anne Frankstichting tot het HIV-netwerk en Greenpeace en het Stadhuis biedt gemeentelijke en andere bestuurlijke informatie. Zo is alles ondergebracht in een stadsarchitectuur. Deels vormt die een afspiegeling van het werkelijke Amsterdam: instellingen als De Balie, de Openbare Bibliotheek en het stadhuis hebben in DDS hun digitale dubbelganger. En deels is die architectuur autonoom, zonder pendant in het werkelijke Amsterdam: het Gebouw voor Kunst en Cultuur bijvoorbeeld vormt een geheel eigen allegaartje van kunstenaarsinitiatieven en online-kunst.
De aanwezigheid van e-mail, nieuwsgroepen en chat-kanalen zorgde van begin af aan voor een stadse levendigheid. En natuurlijk kun je in de Digitale Stad op 'straat' aangesproken worden: via Talk is iemand op te roepen voor een twee-aan- tweegesprek.

Digitale-Stadsbewoners
Na zes weken telde de Digitale Stad al tienduizend geregistreerde bewoners dat wil zeggen mensen met een eigen homedirectory (opslaggebied) en mailbox in DDS. Het grootste probleem was de drukte. De chat-cafs kregen op een gegeven moment beperkte openingstijden en bezoekers een beperkte toegangstijd. En dan nog waren er altijd files voor de toegangspoorten van de stad. Wie inbelt via een modem krijgt nog steeds vaak de in-gesprektoon te horen. Logisch, DDS is de goedkoopste Internet-provider namelijk gratis. Het is een kwestie van geduld en blijven draaien.
Natuurlijk is de overgang van elite naar massa nog lang niet voltrokken op het Net. Ook niet binnen de Digitale Stad. Een enquete uit 1994 leerde dat Digitale-Stadsbewoners voor het merendeel jong (onder de dertig) en van het mannelijk geslacht zijn: slechts negen procent vrouwen. Het vermoeden bestaat trouwens dat, analoog aan ontwikkelingen op het Internet, die scheve verhoudingen ook in de Digitale Stad inmiddels enigszins zijn rechtgetrokken.
Een andere kwestie is de afwezigheid van ouderen. Om die online te krijgen is meer nodig dan publiciteit in de klassieke media. DDS-mensen trokken met modems en computers de Amsterdamse verzorgingstehuizen in om te laten zien wat de Digitale Stad was. Hoewel sommige ouderen echt bevlogen raakten, bleek wel dat er structurele ondersteuning nodig was om het vuur brandend te houden. Dat kon DDS helaas niet bieden.

Digitale stadspolitiek
Een nieuw publiek domein als een Digitale Stad roept een geheel eigen politieke dynamiek in het leven. Allereerst is er de wat eigenaardige verhouding tot de klassieke politiek, met name die van de gemeente Amsterdam. Die subsidieerde in het begin de Digitale Stad en stelde het gemeentelijk informatiesysteem tot dan toe alleen te raadplegen door ambtenaren online ter beschikking aan DDS- gebruikers. Keurig, openbaarheid van informatie, daar ging het toch om?
Maar de DDS-burgers wilden meer van de politiek. DDS is geen passieve databank waarin de burgers de gemeentefolders en -verordeningen online kunnen inzien; DDS in de eerste plaats interactief. DDS-burgers wilden in de nieuwsgroepen debatteren met lokale en landelijke politici, ze wilden de e-mailadressen van de raadsleden hebben, ze wilden communicatie in plaats van informatie.
En toen bleek de kloof tussen burger en politiek er ineens een onverwachte dimensie bij te hebben gekregen: de DDS-burgers lagen voor op de politiek. De gemeenteraadsleden wisten vaak weinig meer van een computer dan dat die er ongeveer uitzag als een typemachine. Er was wel een intern gemeentenetwerk, maar daar werd weinig gebruik van gemaakt, en al helemaal niet om met burgers te communiceren. De DDS-'hackers' sloten daarop in no time ambtenaren en raadsleden via het gemeentenetwerk aan op DDS. Ze kregen allemaal een e- mailadres, dat openbaar werd gemaakt in DDS. Het democratische interactieve feest kon beginnen.
Niet dus. Keer op keer werden de politici opgeroepen zich eens te vertonen in de nieuwsgroepen over lokale politiek (stadsplanologie, de verkoop van de Amsterdamse kabel), over landelijke politiek (Schiphol, basisinkomen, Wet Persoonsregistratie) of over de toekomst van de informatiemaatschappij. Geen reactie. Persoonlijke e-mail dan? Politici keken kennelijk nooit in hun e-mailbox. Ze wisten niet hoe het moest. Of ze hadden er gewoon geen tijd voor. Nu en dan doken er wat fractieassistenten op die welwillend hun eerste schreden zetten op de digitale snelweg, maar meer niet.
Misschien is het wel geen kwestie van onkunde of tijdgebrek dat politici in het beste geval slechts lurken (passief toekijken op het Net). Immers, een politicus of ambtenaar die zich laat meeslepen in zo'n anarchistische openbare discussie, zegt voor hij het weet iets 'verkeerd' en je wordt wel vastgepind op je woorden. Politieke functionarissen zijn bovendien vooral getraind op klassieke interviews, spreekbeurten en zaaldiscussies. Pas als online-discussies ongeveer op die manier worden gestructureerd en georganiseerd, komen ze over de streep, zo blijkt uit verschillende experimenten in DDS.

Digitale burgers eisen inspraak
Daarnaast is er de interne politiek van de Digitale Stad. De metafoor van een stad maakt van de gebruikers digitale burgers en in de pers wordt Marleen Stikker van De Balie prompt tot burgemeester gebombardeerd. En dan zijn er altijd wel burgers die vinden dat het een en ander niet goed geregeld is, die democratie en inspraak eisen over de inrichting van de Digitale Stad. Ook dat politieke debat steekt voortdurend de kop op (met name binnen de nieuwsgroep dds.dds). Dat gaat dan zowel om beslissingen die 'DDS-bobo's' nemen over veranderingen binnen DDS, als de kwestie waarom DDS nu toch een stichting is en geen vereniging.
Het is een wat eigenaardige situatie, zowel een uitvloeisel van de stadsmetafoor als van het feit dat mensen een digitale gemeenschap vormgeven analoog aan bekende structuren. Vanuit De Balie wordt gezegd: 'Hoor eens, dit is een project zoals we ook openbare zaaldiscussies hebben in De Balie zelf. Over die programmering eist toch ook niemand democratie en inspraak?' Vanuit het systeembeheer van DDS wordt gezegd: 'Hoor eens, DDS is uiteindelijk gewoon een computer. En die draait niet op inspraak, maar op software, onderhoud en creativiteit.' En de DDS-burgers die democratie willen, zeggen: 'Een van de doelstellingen van DDS is het experimenteren met sociale structuren en vormen van democratie. Het is idioot om dat dan niet in je eigen achtertuin te willen.'

Extreem rechts online
Politiek is echter breder dan een poging tot debat met beroepspolitici of de interne politiek van DDS. De Digitale Stad is een platform voor de meest uiteenlopende discussies over politiek, met name in de discussiegroepen dds.politiek en dds.multcult. Naar aanleiding van de gemeenteraadsverkiezingen begon bijvoorbeeld in dds.multcult een maandenlang voortwoedend debat over de Centrumdemocraten, toen een Digitale-Stadsbewoner kenbaar had gemaakt dat hij overwoog CD te stemmen. En dat hij zich gecriminaliseerd voelde. Wat IRL zelden of nooit gebeurt, gebeurde hier: argumenten, woedeuitbarstingen, grappen, hier en daar zelfs toegeven over en weer. Zo'n debat is alleen maar mogelijk via een medium als dit: ieders woorden staan zwart op wit, inconsequente redeneringen worden ontrafeld, consequenties voorgehouden.
Zo'n discussie is zeker niet voortdurend netjes. Provocaties en onbeschofte flames zijn geen zeldzaamheid op het Net, maar er zijn grenzen, zeker als het om racisme en fascisme gaat. Voortdurend duikt in dds.multcult dan ook de discussie op over de Nederlandse wetten tegen discriminatie versus de vrijheid van meningsuiting op het Net. Kan alles zomaar gezegd worden of heeft het DDS-bestuur een zekere verantwoordelijkheid voor de uitingen van de gebruikers? Is de Digitale Stad een soort café of is de stichting DDS een soort uitgever? Inmiddels hebben sommigen het zelfs over IRL- proefprocessen of online-tribunalen in de Digitale Stad. De kwestie zal ongetwijfeld voorlopig blijven spelen, want dit heeft alles te maken met het zoeken naar de status ook in juridische zin van een nieuw medium als Internet en Digitale Steden.

Digitale burgerrechten
Er gebeurde meer in DDS naar aanleiding van actuele politieke ontwikkelingen. In april 1994 lekte uit dat er een wetsvoorstel in de maak was om encryptie (versleuteling van e-mailberichten) te verbieden. Alleen wie een vergunning aanvroeg en een kopie van zijn persoonlijke decodeersleutel bij de overheid deponeerde, mocht encryptie gebruiken. Dit voorstel zorgde voor de nodige opschudding. Versleuteling is vaak immers noodzakelijk, bijvoorbeeld bij berichtgeving over mensenrechtenschendingen, bij digitale contracten, elektronisch geldverkeer en privacygevoelige berichten van beroepsbeoefenaars als artsen en advocaten. En waarom zouden mensen niet gewoon een digitaal envelopje om hun post mogen doen? Uitvoering van het wetsvoorstel zou de privacy van digitale burgers opofferen aan het belang van justiti le opsporingsdiensten. Bovendien zou een overheid die op één plek alle legale decodeersleutels van Nederland bewaart, onveiligheid en bureaucratie in de hand werken. Zowel principiële digitale burgers als bedrijven kwamen in het geweer.
Het voorontwerp voor het wetsvoorstel werd direct op het Net gezet, er werd driftig over gedebatteerd in de nieuwsgroepen, binnen en buiten DDS, en er werden bijeenkomsten met politici georganiseerd. Waar de kloof weer eens goed duidelijk werd. Er waren politici die susten dat het vast slechts een gerucht was, omdat ze zelf het wetsvoorstel nog niet hadden gezien... Misschien moesten ze toch eens een Internet-aansluiting nemen.
Verontruste Digitale-Stadbewoners richtten vervolgens een heuse beweging voor digitale burgerrechten op om de belangen te behartigen van online burgers. DB.NL, de Digitale Burgerbeweging Nederland, bestaat qua organisatievorm in feite uit weinig anders dan een mailinglist een adressenlijst van mensen die elkaar materiaal toespelen over privacy, wetgeving, overheidsbeleid, commercialisering en het digitale publieke domein. DB.NL houdt zich niet alleen bezig met privacybescherming; de club pleit, lobbyt en voert actie voor laagdrempelige toegang tot en maatschappelijk zinvol gebruik van interactieve netwerken.
Het wetsvoorstel over encryptie werd uiteindelijk ingetrokken; men studeert nu op de materie.

De Web-stad
In oktober 1994 kreeg de Digitale Stad een World Wide Web-interface. Het riep het nodige gemonkel op 'gedwongen innovatie, dwang tot het nemen van een SLIP-verbinding' maar de stad was en is ook nog steeds via Lynx als tekst/menu-structuur te benaderen. Bovendien zijn er nu kortere weggetjes mogelijk via hyperlinks en je eigen bookmark-lijst in plaats van telkens terug te moeten naar het hoofdmenu.
En Digitale-Stadsbewoners kunnen in de Web-stad letterlijk hun eigen huizen bouwen, in de vorm van zelfgemaakte homepages. De huizen van DDS-bewoners kunnen zowel verwaarloosde krotten zijn als informatierijke en fraaie villa's. Er is naar verluidt zelfs een poos een huis geweest van een dakloze, die gebruik maakte van de openbare terminal in de binnenstraat bij de Stopera. Het is natuurlijk de wrangheid ten top; zijn digitale huis heette ook nog Atlantis. Inmiddels is Atlantis verdwenen, evenals trouwens de terminal in de Stopera-binnenstraat. Die staat nu binnen op de gemeentebalie, bewaakt door een ambtenaar er kwam te veel raar volk af op de terminal in de binnenstraat. Over wrangheid gesproken.
De huizen zijn met van alles in te richten eigen artikelen en opinies, hyperlinks naar andere Web-sites, foto's, 'boekenplanken' etcetera. Alleen commerciële boodschappen zijn niet toegestaan. En plaatjes van min of meer ontklede juffrouwen vormen een probleem. Niet zozeer omdat DDS zo nodig voor zedenmeester wil spelen, maar omdat de mensen die een pornoshop van hun huis willen maken dat meestal pontificaal op het hele Internet aankondigen. En dat genereert dan met name uit het buitenland een gigantische run op die plek in de Digitale Stad, zodanig dat de Web-server van DDS het niet meer kan trekken.

Porno op het Net
Astrid (25): 'Ach, porno, natuurlijk is er porno op Internet. Het ligt ook bij de sigarenwinkel, dus ook hier. 't Is net de echte wereld hoor. Al moet ik toegeven dat ik het eigenlijk maar een paar keer heb gezien, toen ik uit nieuwsgierigheid in de categorie erotica rondsnuffelde. Maar je komt het nooit zomaar onverwacht tegen. Kom daar eens om op de tv, daar zie ik om de haverklap van die 06- hijgjuffrouwen. Die irriteren mij veel meer.'


Vrouwen in de Digitale Stad: dds.femail
In 1994 werd een nieuwe DDS-nieuwsgroep opgericht: dds.femail. Een groep over de positie van vrouwen, op het Net en IRL. Aanleiding was het feit dat een paar vrouwen nare 'hijgmail' in hun postbus hadden ontvangen. Zij wilden praten over wat ze daar nu mee moesten. De kwestie 'ongewenste digitale intimiteiten' blijft voortdurend opduiken in dds.femail, maar eigenlijk vooral als een journalist daar een artikel over wil schrijven en een oproep plaatst in dds.femail.
Verder komt in dds.femail zo'n beetje alles aan de orde wat maar raakt aan de positie van vrouwen de pil-uit-het-ziekenfondsdiscussie, psychologische verschillen tussen mannen en vrouwen, wat emancipatie nu inhoudt, de kans op aids, klaagfeminisme, de nieuwe onbegrepen mannen die toch zo hun best doen, etcetera.
Dds.femail is een van de weinige nieuwsgroepen in DDS met een FAQ, een overzicht van de Frequently Asked Questions.

Uit de FAQ's over dds.femail

Q: Waar gaat deze nieuwsgroep over?
A: Dds.femail is een discussiegroep 'voor en over vrouwen'. Hier kunnen dus alle soorten onderwerpen aan de orde komen die vrouwen aangaan, die met de positie en de ervaringen van vrouwen te maken hebben op het Net of IRL (in real life).

Q: En mannen dan?
A: Wie het heeft over vrouwen, heeft het al gauw ook over mannen. Dat is helemaal niet erg, dat is vaak zelfs noodzakelijk. En mannen kunnen vanzelfsprekend ook schrijven in dds.femail (bovendien kun je iemands sekse toch niet controleren op het Net).
Wel is het zaak niet te veel af te dwalen, en bijvoorbeeld niet via de vraag 'waarom houden vrouwen niet van voetbal' ineens een 'draad' te krijgen over de laatste voetbaluitslagen. Met name heren lijken zich in dds.femail maar moeilijk aan het onderwerp te kunnen houden.

Q: Waarom schrijven er vooral mannen/jongens in dds.femail?
A: Daar zijn verschillende opvattingen over:
a) In discussies over 'digihijgers' voelen mannen zich al gauw aangesproken of zelfs aangevallen. Vanzelfsprekend hebben zij recht op verdediging. Of zelfs tegenaanval.
b) Alles wat vrouwen aangaat, gaat ook mannen aan. Aangezien er 3 tot 9 keer zoveel mannen als vrouwen op het Net zitten, komt die verhouding ook terug in deze nieuwsgroep.
c) Mannen zijn meer geïnteresseerd in vrouwen dan vrouwen dat zijn. Wie in de interesse-databank van DDS zoekt op het trefwoord 'vrouwen' krijgt een eindeloze lijst heren over het scherm zij gaven als hobby 'vrouwen' op, meestal gecombineerd met 'bier' en 'voetbal'.

Q: Waarom zijn er toch zo weinig vrouwen op het Net?
A: Ook hier zijn verschillende opvattingen over:
a) Vrouwen hebben een angst voor techniek, en dus ook voor computers. Naar keuze: ingegeven door hun 'natuur' of ingegeven door de wijze waarop zij maatschappelijk zijn 'geformatteerd'.
b) Vrouwen worden afgeschrikt door de mannen/jongenscultuur op het Net, compleet met digihijgers en overdreven aandacht voor seks.
c) Vrouwen hebben wel wat anders aan hun hoofd. Ze hebben het gewoon te druk met het dagelijks leven en nuttige dingen.


Dds.femail is nog steeds ongemodereerd al duikt de discussie of er niet toch een moderator moet komen, voortdurend op en staat open voor alle seksen. Maar het blijft opvallend hoe zelfs in deze groep de meeste bijdragen van mannen komen.

Voortdurende verbouwing
In 1995 wordt de Digitale Stad meer dan honderdduizend keer per maand bezocht. Er zijn inmiddels zo'n twintigduizend DDS-bewoners. Politici en ambtenaren laten zich nog steeds weinig persoonlijk zien, maar wel komen steeds meer ministeries online in DDS. Zo is er een Economische-Zakenwinkel en ook het ministerie van Binnenlandse Zaken is present. Dat ministerie heeft niet alleen een Web-etalage met een informatieaanbod, maar stelt zich zelfs min of meer interactief op. In een speciaal daarvoor opgerichte nieuwsgroep 'BIZA-debat' wordt online het debat over digitalisering, bestuurlijke vernieuwing en kansen voor democratie gevoerd.
De Digitale Stad blijft maar groeien, zowel qua aantal bewoners als qua informatieaanbod. Inmiddels is de politie van Amsterdam online met een 'interactieve ideeënbus', er is een digitale advocaat, de Kindertelefoon, het multimedia-omscholingsproject voor gevangenen Controled Escape.
De groei maakte half 1995 een nieuwe renovatiebeurt noodzakelijk. Het was niet meer mogelijk om alle aanwezige diensten en organisaties in één overzichtelijke menu-lijst of n Web- pagina met hyperlinks onder te brengen. DDS werd opgedeeld in een stuk op dertig thematische pleinen, zoals het Homo- lesboplein, het Gezondheidsplein, het Jongerenplein, het Nieuwsplein, het Computerplein etcetera. De ordening van de informatie en de functies is daarmee inhoudelijker en associatiever geworden. Op elk themaplein is materiaal van verwante organisaties te vinden, billboards van sponsors, huizen van bewoners, cafés en brievenbussen.
DDS3, zoals de nieuwe interactieve Web-versie heet, is daarmee vooralsnog volkomen uniek op het Internet. Immers, het World Wide Web is in principe een wat passieve bedoening. DDS3 is de eerste Web-interface waarbinnen ook e-mail en chat- kanalen zijn opgenomen. Bovendien kun je in dit DDS-Web altijd kijken wie er nog meer aanwezig zijn op een plein of in de hele stad.
Er barstte prompt een heftige discussie los of DDS daarmee niet een al te sterke voorsprong nam op de technologie en op de veerkracht van DDS-gebruikers. DDS3 is namelijk zo geavanceerd dat de stad alleen in volle glorie te ervaren is met een supersnel modem en de allernieuwste versie van het programma Netscape. De tekst-interface voor de mensen die Lynx gebruiken, is een onoverzichtelijk rommeltje geworden. Nog afgezien van de kinderziektes die elke verbouwing met zich meebrengt: de weg niet meer weten, functies die niet goed zijn uitgetest en onderdelen die nog niet werken. Waarschijnlijk hoort het er allemaal bij. Een digitale stad ontwikkelt zich in een voortdurende samenspraak dan wel strijd tussen verschillende ideeën.

Andere Digitale Steden
Inmiddels moeten we spreken van de Digitale Stad Amsterdam, want er zijn in Nederland een stuk of tien andere Digitale Steden in een meer of minder vergevorderd stadium van oprichting: Utrecht, Den Haag, Delft, Eindhoven, Leiden, Limburg, Friesland, Twente en Rotterdam.
Overal in het land formeren zich groepjes enthousiastelingen die een digitale stad of regio tot stand willen brengen. En de overheid begint zich zo langzamerhand te realiseren dat er iets gaande is. Neem die ene enthousiaste gemeenteambtenaar in Lopik ('het eerste Digitale Dorp, in de Digitale Regio Utrecht') die net twee weken een eigen Internet-aansluiting had, en zijn kans schoon zag toen zijn collega van de afdeling Automatisering & Informatisering een weekje op vakantie was: 'Kijk, burgemeester, uw collega Patijn staat met zijn portret op het Web. Niks voor u?' Lopik was binnen de kortste keren online.
Naast digitale ijdelheid en image-building gaat het de overheid om klassieke beleidsdoelen als 'informatiestromen beter richten', 'klantgerichte dienstverlening' en 'de één-loketbenadering'. Maar de digitale steden willen meer:
* een lage drempel, zowel qua kosten voor de gebruiker als gebruikersvriendelijkheid van het systeem;
* een pluriform informatieaanbod van overheidsinstanties, maatschappelijke organisaties en bewegingen, kunst- en cultuurorganisaties, individueel initiatief en commerci le ondernemingen, zonder overheersing van een van de elementen;
* principieel tweerichtingsverkeer, of beter gezegd: many to many-communicatie, geen passieve database maar interactieve communicatie met discussies en reacties over en weer.
Het Handboek Digitale Steden biedt een soort handleiding (ideologisch, organisatorisch en financieel) om tot deze drie dingen te komen, en vrijwel alle digitale steden werken met die uitgangspunten.

Informatie of communicatie?
In principe althans. De digitale steden die na DDS Amsterdam zijn opgericht moeten het in de regel doen zonder aanloopsubsidie. DDS Amsterdam staat inmiddels zo stevig op de rails dat men zelfstandig met sponsors en betalende informatieaanbieders verder kan, maar zover zijn de andere steden nog lang niet.
De meeste digitale steden kunnen vanwege geldgebrek geen vliegende start maken met e- mail en eigen nieuwsgroepen, noch met eigen inbelnummers voor directe modemverbindingen. Vaak bestaan ze in feite slechts uit Web-pagina's die zijn ondergebracht bij een welwillende provider. Je moet dus al een Internet-aansluiting hebben wil je toegang hebben tot de digitale steden buiten Amsterdam. Tot nu toe hebben slechts Utrecht en Eindhoven een eigen inbelnummer. Geen van de digitale steden buiten DDS Amsterdam kan momenteel e-mail en interactieve discussies bieden aan de gebruikers. De Digitale Regio Utrecht en MediaPort Rotterdam lijken het verst op de weg naar interactiviteit.
De nieuwe digitale steden zijn kortom vooralsnog meer informatiegericht dan communicatiegericht. Zo ziet de digitale regio Twente er vooral uit als gemeentevoorlichting over de vraag of Twente een bestuurlijke regio zal worden. Ook de Digitale Hofstad Den Haag heeft een nogal ambtelijk karakter, compleet met brievehoofden. Leiden gooit het meer over de commerci le boeg en gokt op betalende bedrijven en informatieaanbieders. Delft bestaat vooralsnog uit de notulen van de initiatiefgroep, Friesland heeft een mooie Web-site met veel toeristische informatie en Limburg speelt vooral leentje-buur via hyperlinks naar DDS Amsterdam terecht, het Internet is immers een geven-en-nemeneconomie.
MediaPort Rotterdam pakt de zaken heel anders aan. Rotterdam biedt zowel een 'gewone' Web-server als Teleweb: het World Wide Web via interactieve Teletekst. De verbinding wordt gelegd via de telefoon, het Web verschijnt op het tv-scherm. De hyperlinks zijn vervangen door cijfers, te activeren met de telefoon. Rotterdam is een BV en wil ook inkomsten verwerven uit particuliere Internet-abonnementen; reden waarom de vereniging van Digitale Steden Rotterdam eigenlijk geen echte digitale stad vindt.
Ze hebben het moeilijk, de nieuwe digitale steden. Het gevaar is immers dat ze gevangen blijven in het kip-of-eiprobleem van 'eerst gebruikers' of 'eerst een informatieaanbod'. Voor betalende informatieaanbieders moet je eerst veel gebruikers hebben. En die komen pas als er e- mail is. Maar e-mailverkeer moet je kunnen bekostigen. Kortom, startkapitaal om kip en ei tegelijk op het net te kunnen zetten, is wat de nieuwe digitale steden ontberen.

Geld en beheer
Alle digitale steden, ook de Amsterdamse, zijn zodoende voortdurend 'in gesprek' of 'in onderhandeling' met mogelijke partners, sponsors of subsidiegevers. En ze zoeken het overal: Kamers van Koophandel, de plaatselijke gloeilampenfabriek, Hogescholen voor de Kunsten, de gemeente, belastingdiensten, Uitbureaus, Rijkswaterstaat, diverse ministeries, de PTT, uitgevers, de Gouden Gids.
Een Digitale Stad kost nu eenmaal geld. Veel geld een investering van zo'n anderhalve ton aan apparatuur plus zo'n twee ton aan jaarlijkse lasten (huurlijnen, inbellijnen, afrekening Internet-verkeer). En dat is dan nog zonder personeelslasten. Vooralsnog draait alleen de Digitale Stad Amsterdam met een paar betaalde krachten.
De meeste digitale steden hebben de neiging om vooral aansluiting te zoeken bij de plaatselijk gemeente. De Digitale Stad Eindhoven gaat ervan uit dat ze over vijf jaar geen stichting meer zijn, maar 'gewoon de afdeling Digitale Zaken van de gemeente'. Toch kan de grens tussen publieke functie en commercieel beheer dun worden in deze tijd van uitbesteding en privatisering van overheidsdiensten. Sommige digitale steden denken op een gegeven moment tegen hun gemeente kunnen zeggen: 'Ho even, dit zien wij niet meer als subsidie maar als service charge, als betaling voor onze diensten.' Immers, de gemeente plukt er verschillende vruchten van: stimulering lokale economie, openbaarheid bestuurlijke activiteiten, verlegging van administratieve handelingen naar de burgers en imagoverbetering.

Buitenlandse digitale steden
Het aantal van meer dan twintigduizend vaste DDS-bewoners is zelfs veel in vergelijking met de zogeheten Freenets uit Amerika. Daarvan zijn er een stuk of vijftig, plus een dertigtal in oprichting. De bekendste Freenets zijn Santa Monica en het al tien jaar bestaande Cleveland, de bakermat van het Freenet- concept. Dat concept is hetzelfde als dat van de Digitale Stad: laagdrempelige online-toegang tot lokale instanties en onderlinge communicatie tussen digitale burgers. De Freenets houden het echter in de regel bij een tekst-interface; ze wagen zich minder aan het World Wide Web.
Er zijn meer verschillen tussen de Amerikaanse Freenets en de Nederlandse Digitale Steden. Zo hebben de Freenets een sterke vrijwilligerscultuur en zijn ze minder afkerig van het vragen van toegangsgeld van de individuele burger. De Amerikaanse politiek-culturele bewegingen hebben bovendien van oudsher een traditie van fund raising, donaties en sponsoring, terwijl de Nederlandse zich meer kenmerken door verzorgingsstaat- en subsidieaanvraagreflexen. De Amerikaanse telefooninfrastructuur leent zich er ook voor: een local Bell company zorgt in de regel voor gratis huurlijnen voor de lokale Freenets. Zo'n particuliere plaatselijke telefoonmaatschappij spint immers garen bij het toegenomen telefoonverkeer.
Europa kent trouwens ook buiten Nederland digitale steden. De Internationale Stadt Berlin bijvoorbeeld lijkt qua idee en functionaliteit erg op DDS: openbare terminals in Berlin zelf, e-mail, nieuwsgroepen, Web-formaat, aanbod van instanties en bedrijven, huizen van bewoners etcetera. Het duurt even voor je je weg kunt vinden in de Berlijnse interface, een Atomium-achtige beeld van verbonden bollen, maar er blijkt heel veel te vinden. Niet alleen Berlijnse subculturen als die rond de band Einsturzende Neubauten en obscure krakersblaadjes, maar ook de gerenommeerde Tageszeitung (Taz) en Der Spiegel, plus de volledige wekelijkse culturele agenda van Berlijn. Digitaal Berlijn is goed voor zo'n zesduizend bezoekers per dag. Ook Antwerpen bouwt aan een Digitale Metropool.


Adressen Digitale Steden

Virtuele gemeenschappen

Met het boek The Virtual Community: Homesteading on the Electronic Frontier (1993) van Howard Rheingold is de term virtual community een begrip geworden. Zeker in kringen van Freenets en Digitale Steden. Het begrip biedt een aanknopingspunt voor de sociale werkelijkheid van interactieve computernetwerken.
Virtueel betekende oorspronkelijk 'als mogelijkheid, als potentie aanwezig', of 'denkbeeldig', maar sinds de computerrevolutie is het vooral gaan betekenen: 'in digitale vorm aanwezig, op een beeldscherm of in een computergeheugen'. Hoewel dat nog steeds voorwaardelijk is je moet immers een computer aanzetten om deze virtualiteit op te roepen houdt het niet alleen iets potentieels in, een belofte voor een eventuele waarmaking. Deze virtuele aanwezigheid is op zich zelf al iets.
Evenals de tastbare materialiteit land, gebouwen, mensen en de niet-tastbare sociale formaties rond die materialiteit naties, steden, fabrieken, bevolkingsgroepen bezit deze virtualiteit een krachtig organiserend vermogen, een motor die een keten van oorzaak en gevolg in gang kan zetten, met materiële en sociale consequenties. Materiële consequenties, in de zin dat er kennis wordt uitgewisseld waar mensen iets mee doen, dat er goederen en informatie worden geruild tegen geld of dat er actie wordt gevoerd tegen een bepaalde misstand. Sociale consequenties, in de zin dat er op het Net organisaties ontstaan beroepsverenigingen, actiegroepen, hobbyclubs, vrouwenpraatgroepen, therapiegroepen en persoonlijke relaties, vriendschappen en zelfs huwelijken.
Er hoeft het niet eens sprake te zijn van strikt geformaliseerde of georganiseerde verbanden om een sociale gemeenschap te vormen. Een nieuwsgroep, een IRC- kanaal, een mailinglist, een digitale stad, een Internet-site zulke losse verbanden kunnen een hechte virtuele gemeenschap produceren. Een gemeenschap van mensen die iets met elkaar delen en iets voor elkaar over hebben. Ook al zien of horen ze elkaar nooit. Uitgewisselde beeldschermtekst is voldoende om de communicatie en het gevoel deel uit te maken van een sociale gemeenschap tot stand te brengen.

Nieuwe sociale verbanden
Hoe geïndividualiseerd en gefragmenteerd de wereld heden ten dage ook is, mensen hebben nog altijd behoefte aan gemeenschapsvorming. En misschien wel meer dan ooit, nu de traditionele hechte verbanden van buurt, familie, werk en kerk zo instabiel zijn geworden. Het was de technologie in de vorm van auto, telefoon en televisie die de begrenzingen in tijd en ruimte en dus de monopolies doorbrak van de traditionele verbanden; wellicht is het de technologie in de vorm van computernetwerken die nieuwe sociale verbanden creëert.
Deze nieuwe, virtuele verbanden lijken weinig op de klassieke sociale verbanden:
* Ze zijn in principe niet gebonden aan een geografische plek. Virtuele verbanden bestaan uit mensen die geografisch duizenden kilometers van elkaar vandaan kunnen zitten, en die toch direct met elkaar communiceren.
* Virtuele verbanden zijn niet gebonden aan een lokale tijd het Net draait immers 24-uursdiensten. Dat kan deze sociale verbanden zowel onontkoombaar, alomtegenwoordig en verslavend maken, als losjes, flexibel en tijdelijk.
* Ze zijn zo onhiërarchisch mogelijk, de dynamiek werkt bottom-up in plaats van top-down. Structuur en status zijn nauwelijks geformaliseerd. Autoriteit hangt meer samen met de mate waarin iemand informatie deelt, kennis en technologie ter beschikking stelt, dan met uiterlijk, rijkdom, macht of conventies.
Er zijn ook overeenkomsten met klassieke sociale verbanden. Een sociaal verband bestaat altijd uit mensen die iets met elkaar delen, in materiële of andere zin. In de klassieke sociale verbanden deelt men een lokatie een streek, straat, huis, kerk of werkplek en in het kielzog daarvan een geschiedenis, een geloof, ervaringen van vreugde en verdriet. In virtuele verbanden deelt men nauwelijks materiële zaken tenzij je computernetwerken en interfaces daartoe rekent men deelt informatie.

The Well
In de definitie van Howard Rheingold is een virtuele gemeenschap een 'sociale samenklontering die ontstaat op het Net als mensen een tijd lang met elkaar een openbaar debat voeren'. Hij voegt daaraan toe: 'met voldoende menselijk gevoel om een web van persoonlijke relaties te vormen in cyberspace'. Rheingolds nadruk op warmte en gevoel is typerend voor de virtuele gemeenschap waar hij zelf zijn digitale thuisbasis heeft: The Well. The Whole Earth 'Lectronic Link bestaat al vanaf 1985, eerst als BBS, later als Internet-site. Het bulletin board kwam voort uit de club rond het tijdschrift Whole Earth Review, dat overigens nog steeds bestaat. Het was de alternatieve scene uit San Francisco's Bay Area, in Rheingolds woorden: 'muesli-etende utopisten, zonne-energie-enthousiastelingen, milieu- en computerfreaks en sociale activisten'.
Inmiddels zijn de meeste van deze hippies brave huisvaders en -moeders die opvallend vaak thuis telewerken als ontwerper of journalist. Openhartig bespreken zij hun zorgen in de online- discussiegroepen van The Well. Rheingold verhaalt in zijn boek ontroerend over de ondersteuning en medische informatie die van alle kanten toestroomde toen een wanhopige vader bij de hartbewakingsmonitor van zijn ernstig zieke kind een bericht tikte aan The Well. Het kind genas uiteindelijk. Dat gold ook voor Elly, een Well-bewoonster die als boeddhistische non was ingetreden in een Aziatisch klooster, en af en toe digitaal bleef berichten van haar wedervaren. Toen ze in coma lag in het ziekenhuis van New Delhi omdat ze haar operatie niet kon betalen, werd er van alles geregeld via The Well. 'This is love in action', schrijft Rheingold.
The Well heeft zo'n tienduizend gebruikers, Well'ites, en stelt zich als doel: 'providing acces to people and ideas'. Dat gebeurt middels e-mail en zo'n 260 conferences. Die conferences zijn een soort nieuwsgroepen, maar dan alleen voor Well-leden toegankelijk. Ze zijn een stuk minder rommelig dan de Usenet-groepen; elke conference heeft een host, een persoon die nieuwkomers welkom heet, ze wegwijs maakt en ze ondersteunt.
De Well- conferences gaan deels over gangbare onderwerpen als computers, hobby's, huisdieren en sport, en deels over typische Well-items als 'Arts and Creativity' en 'Body-Mind- Health', met daarbinnen aparte afdelingen voor mannen, vrouwen, homo's, over ouder worden, drugs en holisme. En niet te vergeten de conferences over de Gratefull Dead; de fans van deze popband, de zogeheten Deadheads, hebben hier hun digitale clubhuis en houden voor een flink deel The Well draaiend. Grateful Dead-tekstschrijver John Perry Barlow miljonair, medeoprichter van de Electronic Frontier Foundation en wereldreiziger langs congressen over virtual reality heeft in The Well zijn digitale thuis.
Op de voor iedereen openbare Web-Gopher-pagina's zijn leuke afdelingen te vinden als 'Cyberpunk& Postmodern Culture', 'Virtual Communities' en 'Cyberwar& Netwar': 'The Militairy, Its People, Policies and Practices'.
The Well heeft een heel eigen sfeer, de zonnige en lieve Bay Area- sfeer, al kan iedereen van uit de hele wereld bij The Well een Internet-account nemen. Het geeft aan hoe virtuele gemeenschappen wel degelijk cultureel-geografisch benvloed kunnen zijn, hoe men de neiging heeft om een abstracte computerwereld te transformeren tot herkenbare plekken. De virtuele wereld speelt voortdurend leentje buur bij de echte wereld.

Echo New York City
Ook de oostkust van Amerika heeft zo zijn eigen sfeer en virtuele gemeenschappen. Echo, de East Coast Hang Out van Stacy Horn bijvoorbeeld, is een typisch Newyorkse gemeenschap, met alle 'culturele vibraties' vandien. Stacy Horn had vijf jaar geleden een droom: ze wilde een roman schrijven en tegelijkertijd een 'very cool online service' oprichten, een soort 'elektronische culturele salon zoals Gertrude Stein die had in Parijs', waar ze dan 's avonds interessante mensen zou ontmoeten. Het BBS en later de Internet-Website slokte al haar tijd op en ging een geheel eigen leven leiden. Maar de gemeenschap die haar voor ogen stond, kreeg ze inderdaad online: kunstenaars, schrijvers, filmmakers een heel andere groep als het gemiddelde BBS-publiek. Ze begon gewoon met haar vriendenkring en allengs breidde zich dat uit tot het Whitney Museum of American Art, Ms Magazine en The Village Voice. Een en ander ging op zijn Newyorks, via cocktailparties en galerie-openingen.
Echo werkt net als The Well met besloten conferences, ondersteund door persoonlijke hosts. Daar worden onderwerpen behandeld als: 'Did your parents destroy your life?', 'Finding the right therapist', 'AA-12-steps-program'. Echo biedt tevens onderdak aan clubs als Women in Technology en Women's Online Network.
Het meest bijzondere van Echo is dat de gebruikers voor veertig procent uit vrouwen bestaan. Dat is heel veel voor een particuliere Internet- provider. Horn heeft daar hard aan gewerkt, en zorgde ervoor dat minstens de helft van de hosts vrouwen waren. Toch bleek er nog extra stimulans nodig, want in het begin bleken de meeste online-vrouwen slechts te lurken (alleen kijken, niets bijdragen). Horn startte daarop een conference over het thema 'waarom vrouwen liever lurken'. Volgens haar hebben mensen de neiging hun lichaam te projecteren in cyberspace, en dat houdt voor vrouwen vaak in dat ze 'this intimidation thing' meenemen: 'Zelfs al ben je niet fysiek in een ruimte met een stel mannen, je voelt je alsof dat wel zo is.' Ze begon voortdurend vrouwen aan te spreken en over te halen om meer te posten. Inmiddels is dat niet meer nodig, nu loopt het vanzelf. En hoewel het ook op Echo gebeurt dat mannen talk-requests aan vrouwen richten met hijgerig gezwam, bijten de Echo-vrouwen gewoon van zich af. Houdt iemand dan nog niet op, dan bemoeit Horn zich er persoonlijk mee en eventueel sluit ze de digihijger af al heeft ze dat nog maar één keer hoeven doen.
Hoewel Echo mensen vanuit de hele wereld aantrekt, heeft het de typische Greenwich Village bohemiensfeer. Volgens Horn is zo'n soort 'sense of place' belangrijk voor een virtual community: aansluiten op een lokaal gegeven en van daaruit verder ontwikkelen. 'Mensen komen hier omdat het een beetje is alsof je New York bezoekt, en wel het artistieke New York.' Juist dat maakt de aantrekkelijkheid van dit soort plekken op het Net uit, zeker gegeven het feit dat grote maatschappijen als Microsoft, Apple en IBM zich steeds sterker met hun eigen online-services op het Net manifesteren. Bovendien houdt Echo een directe link in stand tussen de virtuele wereld en de echte wereld: er zijn wekelijkse IRL-Echo-bijeenkomsten, maandelijkse voordrachtsavonden van uitgegeven en onuitgegeven Echo- schrijvers, en af en toe tentoonstellingen en lezingen.

MindVox
Er is nog een Newyorkse virtuele gemeenschap, MindVox. Evengoed een artistieke subcultuur, zij het beduidend ruiger dan Echo. MindVox is in 1992 opgericht, maar heeft zijn wortels in de hackerscene uit begin jaren tachtig. In die tijd was MindVox-oprichter Patrick Kroupa alias Lord Digital een ontevreden 'no future'- punk in het beruchte Legion of Doom. Dat was een BBS en vooral een hackersclub die rommelde met telefooncentrales en computernetwerken. De kids hadden de tijd van hun leven en werden op een gegeven moment zelfs mediahelden, maar het feest was gauw over. De wetgeving werd aangepast en ineens waren ze criminelen; politieinvallen in het kader van Operatie Sun Devil rolden vele BBS'en in Amerika op. Sommige sysops (system operators van BBS'en) konden een tijdje de binnenkant van de gevangenis bekijken.
Begin jaren negentig stak wat er over was van die scene de koppen bij elkaar om zich te beklagen over de verschrikkelijke BBS'en van tegenwoordig: domme file-servers waar je vooral blote juffen en software kon downloaden, tegen betaling notabene, terwijl er een wereld braak lag op het Internet. In 'Voices in my head: The overture', een lang openhartig artikel over zijn belevenissen in cyberspace vanaf zijn tiende jaar, schrijft Lord Digital: 'Er was inmiddels een technologie die te gebruiken was voor innovatie, communicatie, het bijeenbrengen van kennis, maar het was slapend. Het leek wel tv, een volstrekt passieve bedoening waar je op knoppen kon drukken om geamuseerd te worden. Geen gedachte was vereist, geen eigen inbreng nodig.'
Lord Digital en maatje Bruce Fancher alias Dead Lord wilden iets anders. Wel legaal nu, ze hadden hun lesje gehad. En ze ontwikkelden MindVox, met een van de eerste fatsoenlijke interfaces rond dat gebruikersonvriendelijke Unix- systeem waar het Internet op draaide. MindVox was tevens een van de eerste Internet-sites die e-mail, Usenet en IRC leverde aan gewone gebruikers.
MindVox herbergt leden van bands als Information Society, Deee-Lite, Psychedelic Furs, bekende science-fictionschrijvers en voormalige roemruchte hackers. De club wil een plek bieden voor interactie met de pioniers op het gebied van computernetwerken, science-fiction, muziek, kunst en politiek, in een atmosfeer van dynamische creativiteit. Zoiets als The Well en Echo dus? Nee, die zijn de Voxers te 'politiek correct', te gereguleerd, te netjes. Bovendien zijn het geen open systemen. MindVox is anders: hier geen vriendelijke hosts, geen gelikte plaatjes, de interface is nog steeds wat spartaans. Ruwe bolsters flaming en newbies ontgroenen is een cultuur op MindVox maar met een blanke pit, want voor duizenden is het een virtueel thuis geworden. 'Andere systemen lijken meer op anonieme luchthavens. Niemand zou er een traan om laten als je een willekeurige andere zou moeten gebruiken. Maar als MindVox offline zou gaan, zouden een boel mensen dakloos worden', zegt een van de gebruikers.
MindVox bevat labyrintische tekstarchieven over onderwerpen als anarchisme, drugs en computervirussen, maar ook nogal bizarre erotica& sex-forums. Het wonderlijke is dat deze ruige club goed is voor meer dan twintig procent vrouwelijke gebruikers. Dat is beduidend boven het gemiddelde van een particuliere Internet-site. Zonder hosts en extra stimulans dus. Waarschijnlijk trekt MindVox de wat minder op hun mondje gevallen meiden aan.

MindVox-meiden
Amanda: 'Hier zijn we geen meisjes en jongens, hier zijn we gewoon wezens. Hier kan je alles zijn wat je wil. Als je het meisje bent dat altijd al slimmer was dan de jongens, dan kun je hier in cyberspace een machtige meesteres worden met tientallen virtuele slaven. Ik ken een meisje dat ze allemaal overtroeft als het gaat om telefoonkraken.'


Women's Wire
Er is ook een BBS annex Web-site die zich speciaal richt op vrouwen. De digitale populatie van Women's Wire bestaat voor 95 procent uit vrouwen; de club noemt zichzelf dan ook 'leaders in bringing women online'. Hoewel de geografische thuisbasis van deze eerste en enige vrouwen-online-service ligt in Californië, heeft Women's Wire over bijna de hele wereld inbelnummers, ook in Nederland.
Women's Wire bestaat in feite uit een BBS met een Apple- of Windows-interface. Onder de icoontjes zijn vele informatiebronnen, conferences en chat-channels te vinden. De conferences hebben stimulerende en aanspreekbare hosts, de real time chats werken met aangekondigde gasten. De onderwerpen vari ren van Viva- achtig tot feministisch: carrièreplanning, een eigen zaak beginnen, Writer's Block, zwangerschap, kinderen opvoeden, dood van een partner, Dress for Less, doe-het- zelfreparaties, Women's Health Action& Mobilization, Sappho& Friends, Spirituality Forum, het Older Women's Network. Ook de UN-vrouwenconferentie te Beijing is present, met zowel inhoudelijke discussies als oproepen in de trant van 'niet- snurkende vrouw zoek roommate voor hotel te Beijing'. In de Doctors Inn houden online-dokters spreekuur; je kunt er terecht met vragen over gezondheid, fitness en al dan niet alternatieve geneeswijzen.
Women's Wire heeft naast het besloten BBS WWW-homepages die via het Internet voor iedereen te bereiken zijn. Hier vind je onder andere een selectie uit het wereldnieuws met vrouwen in de hoofdrol en hyperlinks naar andere vrouwenplekken op het Internet. De Wwire- datadames weten bovendien het maximum aan interactiviteit uit het Web te halen. Elke week kun je onder 'Back Talk' je mening geven over een bepaalde 'vrouwenkwestie'. Een selectie uit de reacties wordt vervolgens op het Web gezet. Het gaat hier om kwesties als: 'Onderzoek in Californië wees uit dat vrouwen de helft of meer van het gezinsinkomen inbrengen. Tegelijkertijd geeft het merendeel van de vrouwen aan dat de baan van hun man belangrijker is dan die van hen.' Of: 'Investeringsmaatschappijen hebben een nieuwe manier gevonden om vrouwelijke beleggers binnen te halen: ze organiseren seminars die deels uit beleggingsvoorlichting en deels uit modeshows bestaan. Wat vinden wij daar nu van?' Ook de afdeling 'Question Authorities' is interactief. Daar zijn online vragen te stellen aan een serie deskundigen: een astrologe, een shrink (therapeute), een gymjuf, een 'sexpert', een meneer die mannendeskundige is. Zowel de vragen als de nuttige en geestige antwoorden worden op het Web gezet.
Lid worden van Women's Wire kan vanuit Nederland voor acht tot twaalf dollar per maand. Je krijgt de benodigde installatiesoftware thuisgestuurd (met een heel heldere handleiding). Leden hebben toegang tot het Wwire-BBS, Internet-e-mail en een read-only selectie uit Usenet- nieuwsgroepen. Women's Wire biedt dus geen volledige Internet-toegang met Usenet-interactie, FTP, telnet, WWW etcetera.


Adressen virtuele gemeenschappen en subculturen



MUD's en MOO's: Interactieve fantasiewerelden

Virtuele gemeenschappen als digitale steden, Internet-sites als Echo en MindVox, en BBS'en als Women's Wire leunen heel sterk op de werkelijke wereld. Wat ze willen zijn, houdt het midden tussen een salon, een conferentieoord en een buurtkroeg. Er zijn in cyberspace echter virtuele werelden die in niets lijken op de werkelijke wereld. Als je ze ergens mee moet vergelijken dan komt het theater nog het meest in de buurt. Er zijn decors, er zijn scènewisselingen, er zijn personages, maar dan houdt de vergelijking op. Want het gaat hier om tekst, niks anders dan tekst. Dit is de interactieve fantasiewereld van de zogeheten MOO's.
Het woord MOO is op zich al een samengesteld begrip, een afkorting waarachter een complexe constructie van coulissen schuilgaat. De M staat voor MUD alweer een afkorting, en wel eentje met verschillende betekenissen: Multi User Dungeons, Multi User Dimensions, Multi User Domain. Multi-user wijst er op dat het hier in elk geval gaat om iets waaraan meerdere gebruikers tegelijkertijd deelnemen. 'Dungeons' verwijst naar iets spelachtigs: Dungeons & Dragons is een klassiek fantasiespel, maar niet zoals een videogame met bewegende beelden en schietapparatuur het gaat hier om een text adventure game. Op het beeldscherm verschijnt alleen tekst, iets in de trant van: 'Je bevindt je in een ruimte met recht voor je een deur die op slot is, links staat een kast.' De speler tikt tekst(commando's) in om verder te komen, iets in de trant van: 'Open kast. Bekijk kast.' Vervolgens verschijnt een tekst met een beschrijving van de inhoud van de kast: 'In de kast ligt een stapel documenten, plus een dik boek. Op het boek ligt een grote roestige sleutel. De achterwand van de kast is een spiegel.' Je kunt verder gaan door te tikken: 'Pak sleutel. Steek hem in het slot van de deur', maar je zou ook kunnen besluiten eens goed in die spiegel te kijken. In het wonderland van de MOO's zal die je ongetwijfeld in een aanpalende vreemde wereld brengen.
Oorspronkelijk waren text adventures geheel voorgeprogrammeerd en was het zaak een bepaalde opdracht tot een goed einde te brengen meestal iets als 'draak verslaan' of 'prinses redden'. Maar met de introductie van het multi- user-karakter, waarbij andere spelers ook van alles ondernemen en uitproberen, blijft er weinig van dat voorgeprogrammeerde over. De users interacteren immers op onvoorspelbare manieren met elkaar, ongeveer zoals op een chat-kanaal: ze komen elkaar tegen, stellen elkaar vragen, ze werken samen of ze proberen elkaar een hak te zetten. Een eindopdracht is er dan niet meer, er is geen andere uitdaging dan het spel te spelen, een spel waarvan niemand de regels kent.
Van zulke MUD's zijn er honderden op het Internet in de Amsterdamse Digitale Stad is de zogeheten Metro er een -, overigens niet alleen ter vermaak maar ook ter lering: er zijn MUD's voor astronomen, biologen, mediaonderzoekers, scholieren enzovoorts.

Bouwen met tekst
Als zulke MUD's dan ook nog eens MOO's worden MUD Object Oriented is de voorprogrammering geheel zoek. Object oriented verwijst naar een manier van programmeren met een soort aanbouwmodules, programmeren dus zonder het lopende programma lam te leggen of te moeten bijstellen. De kennis over het bijbouwen is openbaar, en wie zich er een beetje in verdiept, kan nieuwe objecten aanbrengen in deze virtuele wereld. Kamers, kantoortjes, cafés, psychiatrische inrichtingen, tempels, musea, drugsholen, bibliotheken wat je maar verzint. Nog steeds: opgebouwd uit tekst, niks dan tekst. Wie in jouw kamer komt, krijgt op zijn of haar beeldscherm jouw beschrijving daarvan.
Het maken van objecten is overigens niet alleen op ruimtes en architectuur gebaseerd, al zijn buitenhuisjes aan een ruisend beekje erg gangbaar. Objecten kunnen ook bestaan uit bijvoorbeeld een hondje dat geaaid wil worden. Of een bord spaghetti dat ergens in een hoek staat, en dat zo gauw het woord 'honger' valt in een gesprek, verleidelijk begint te kronkelen... Ook dit verschijnt gewoon als tekst. Dit is literair programmeren. MOO's zijn nog altijd tekstgebaseerd, al wordt er reeds ge xperimenteerd met Web-MOO's. Zo kan de fantasiewereld kleur, hyperlinks en op termijn wellicht driedimensionale ruimtes krijgen.
Elke gebruiker definieert letterlijk zijn eigen identiteit. Een naam, een personage, met een uiterlijk, een geschiedenis en bepaalde kenmerken eveneens tekst die is op te vragen door andere gebruikers. De meeste MOO-gebruikers wisselen voortdurend van identiteit en van sekse. In MOO's zijn er bovendien beduidend meer dan twee seksen. Hier wordt het cyborg-concept voorbij de grens tussen man en vrouw, tussen mens en machine tot het uiterste verkend. Om nog maar te zwijgen van duizelingwekkende mogelijkheden waarop MOO-personages seks kunnen hebben met elkaar maar, anders dan IRL: 'Only the best writers get laid here.'
Een MOO is virtueel theater, en avantgardistisch in de klassieke zin van het woord: er is geen onderscheid tussen publiek en speler, tussen speler, regisseur en auteur, tussen auteur en decorbouwer. En ook het onderscheid tussen mens en machine vervaagt hier compleet; in een MOO kun je een reuze leerzaam praatje aanknopen met een personage dat bij nader inzien een object, een bot, blijkt te zijn.
In de interactieve fantasiewereld van de MOO's is weinig zeker. Hier wordt elke gefixeerde identiteit en positie op losse schroeven gezet. En misschien is dat wel waar het uiteindelijk om gaat in elke virtuele gemeenschap.

Enkele MUD's en MOO's