Hoofdstuk 8
uit: Marianne van den
Boomen, Internet-ABC voor vrouwen (oktober 1995)
DIGITALE STEDEN EN VIRTUELE GEMEENSCHAPPEN
Terwijl twintig jaar geleden het gebruik van het
Internet was voorbehouden aan een elite van al dan niet
militaire onderzoekers, verspreidt het zich nu onder steeds
meer lagen van de bevolking. Studenten, bedrijven,
organisaties, gewone mannen en vrouwen. Het Net bevindt zich
momenteel op de overgang van elite naar massa.
Dat
betekent niet dat het Internet een klassiek massamedium aan
het worden is. Immers, het Net werkt niet met
broadcasting, vanuit één uitzendpunt een
aanbod de wereld in sturen om het massapubliek te bereiken.
Internet is een vorm van narrowcasting, met duizenden
uitzendpunten en de massa bestaat uit duizenden zo niet
miljoenen kleine publieksgroepen theoretisch zelfs zo klein
dat een publieksgroep uit ée'n persoon kan bestaan.
Bovendien ligt de grens tussen producent en publiek niet
vast.
Internet is eerder een medium op de grens van
individu en massa. En op die grens vinden de meest
eigenaardige coalities en groepsprocessen plaats. Netwerkers
communiceren, socialiseren, creëren nieuwe plekken op
het Net. Het Net is een vlottende, bijna organische wereld
waarin voortdurend naar vormen wordt gezocht, niet zelden
gemodelleerd naar de fysieke wereld. Op het Net ontstaan zo
steeds meer 'virtuele ruimtes' met een eigen 'architectuur'
en karakter. Die virtuele ruimtes kunnen verschillende vormen
aannemen: Digitale Steden, virtual communities en
interactieve fantasiewerelden.
Digitale
steden
In Nederland waren het weer hackers die een
belangrijke impuls gaven tot de eerste Digitale Stad. In
Amsterdam gingen politiek-cultureel centrum De Balie en
Hacktic Netwerk een vruchtbare coalitie aan. Een gouden
formule: zet de professionele activiteitenorganisators van De
Balie aan tafel met hackers die alles weten van
netwerktechnologie, en je kunt een complete Digitale Stad uit
de grond stampen.
Het idee was simpel. Gratis
kennismaking van het grote publiek met het Internet op een
gebruikersvriendelijke manier. En wel via een
interface ('presenteerblaadje') waarin de
verschillende Internet-functies gemodelleerd zijn naar een
stad: een postkantoor, gemeentehuis, kiosk, pleinen en
cafés. Voor wie thuis geen computer met modem heeft,
staan er gratis te gebruiken terminals in
verschillende openbare gelegenheden in Amsterdam (de Stopera,
de Openbare Bibliotheek en het caf van De Balie).
De
uitwerking was natuurlijk wat minder simpel. Maar er is
gewoon begonnen, zonder blauwdruk, met een paar vage
ideeën over de kloof tussen burger en politiek,
openbaarheid van informatie en de behoefte aan communicatie
van burgers onderling. Een experiment met een nieuw openbaar
domein, zowel technisch, economisch als sociaal-politiek. Met
wat subsidie en sponsors kon de Digitale Stad in januari 1994
voor een periode van drie maanden de lucht in. Het werd een
gigantisch succes; de Digitale Stad moest zich binnen de
kortste keren transformeren van een tijdelijk project van
bevlogen hackers en Balie-medewerkers tot een zelfstandige
professionele organisatie.
Stadsmetafoor
De Digitale Stad bestaat in feite uit een
gebruikersvriendelijke Nederlandstalige 'schil' tussen de
gebruiker en het Internet. De eerste versie van DDS, de
Digitale Stad, was geheel opgebouwd uit Gopher-achtige
menu's, inclusief e-mail en nieuwsgroepen. Dat maakt de
verschillende Internet-handelingen een stuk eenvoudiger.
Bovendien maakt de metafoor van een stad ruimtelijk
inzichtelijk waar je mee bezig bent. Je gaat naar het
Postkantoor voor e-mail, naar het Openbare Forum voor
nieuwsgroepen en naar de Kiosk om tijdschriften als De
Groene Amsterdammer en de Automatisering Gids te lezen. In de
Kantorenwijk vindt je materiaal van allerhande organisaties
van de Anne Frankstichting tot het HIV-netwerk en Greenpeace
en het Stadhuis biedt gemeentelijke en andere bestuurlijke
informatie. Zo is alles ondergebracht in een
stadsarchitectuur. Deels vormt die een afspiegeling van het
werkelijke Amsterdam: instellingen als De Balie, de Openbare
Bibliotheek en het stadhuis hebben in DDS hun digitale
dubbelganger. En deels is die architectuur autonoom, zonder
pendant in het werkelijke Amsterdam: het Gebouw voor Kunst en
Cultuur bijvoorbeeld vormt een geheel eigen allegaartje van
kunstenaarsinitiatieven en online-kunst.
De aanwezigheid
van e-mail, nieuwsgroepen en chat-kanalen zorgde van
begin af aan voor een stadse levendigheid. En natuurlijk kun
je in de Digitale Stad op 'straat' aangesproken worden: via
Talk is iemand op te roepen voor een twee-aan-
tweegesprek.
Digitale-Stadsbewoners
Na
zes weken telde de Digitale Stad al tienduizend
geregistreerde bewoners dat wil zeggen mensen met een eigen
homedirectory (opslaggebied) en mailbox in DDS.
Het grootste probleem was de drukte. De chat-cafs kregen op
een gegeven moment beperkte openingstijden en bezoekers een
beperkte toegangstijd. En dan nog waren er altijd files voor
de toegangspoorten van de stad. Wie inbelt via een modem
krijgt nog steeds vaak de in-gesprektoon te horen. Logisch,
DDS is de goedkoopste Internet-provider namelijk gratis. Het
is een kwestie van geduld en blijven draaien.
Natuurlijk
is de overgang van elite naar massa nog lang niet voltrokken
op het Net. Ook niet binnen de Digitale Stad. Een enquete uit
1994 leerde dat Digitale-Stadsbewoners voor het merendeel
jong (onder de dertig) en van het mannelijk geslacht zijn:
slechts negen procent vrouwen. Het vermoeden bestaat trouwens
dat, analoog aan ontwikkelingen op het Internet, die scheve
verhoudingen ook in de Digitale Stad inmiddels enigszins zijn
rechtgetrokken.
Een andere kwestie is de afwezigheid van
ouderen. Om die online te krijgen is meer nodig dan
publiciteit in de klassieke media. DDS-mensen trokken met
modems en computers de Amsterdamse verzorgingstehuizen in om
te laten zien wat de Digitale Stad was. Hoewel sommige
ouderen echt bevlogen raakten, bleek wel dat er structurele
ondersteuning nodig was om het vuur brandend te houden. Dat
kon DDS helaas niet bieden.
Digitale
stadspolitiek
Een nieuw publiek domein als een
Digitale Stad roept een geheel eigen politieke dynamiek in
het leven. Allereerst is er de wat eigenaardige verhouding
tot de klassieke politiek, met name die van de gemeente
Amsterdam. Die subsidieerde in het begin de Digitale Stad en
stelde het gemeentelijk informatiesysteem tot dan toe alleen
te raadplegen door ambtenaren online ter beschikking aan DDS-
gebruikers. Keurig, openbaarheid van informatie, daar ging
het toch om?
Maar de DDS-burgers wilden meer van de
politiek. DDS is geen passieve databank waarin de burgers de
gemeentefolders en -verordeningen online kunnen inzien; DDS
in de eerste plaats interactief. DDS-burgers wilden in de
nieuwsgroepen debatteren met lokale en landelijke politici,
ze wilden de e-mailadressen van de raadsleden hebben, ze
wilden communicatie in plaats van informatie.
En toen
bleek de kloof tussen burger en politiek er ineens een
onverwachte dimensie bij te hebben gekregen: de DDS-burgers
lagen voor op de politiek. De gemeenteraadsleden wisten vaak
weinig meer van een computer dan dat die er ongeveer uitzag
als een typemachine. Er was wel een intern gemeentenetwerk,
maar daar werd weinig gebruik van gemaakt, en al helemaal
niet om met burgers te communiceren. De DDS-'hackers' sloten
daarop in no time ambtenaren en raadsleden via het
gemeentenetwerk aan op DDS. Ze kregen allemaal een e-
mailadres, dat openbaar werd gemaakt in DDS. Het
democratische interactieve feest kon beginnen.
Niet dus.
Keer op keer werden de politici opgeroepen zich eens te
vertonen in de nieuwsgroepen over lokale politiek
(stadsplanologie, de verkoop van de Amsterdamse kabel), over
landelijke politiek (Schiphol, basisinkomen, Wet
Persoonsregistratie) of over de toekomst van de
informatiemaatschappij. Geen reactie. Persoonlijke e-mail
dan? Politici keken kennelijk nooit in hun e-mailbox. Ze
wisten niet hoe het moest. Of ze hadden er gewoon geen tijd
voor. Nu en dan doken er wat fractieassistenten op die
welwillend hun eerste schreden zetten op de digitale snelweg,
maar meer niet.
Misschien is het wel geen kwestie van
onkunde of tijdgebrek dat politici in het beste geval slechts
lurken (passief toekijken op het Net). Immers, een
politicus of ambtenaar die zich laat meeslepen in zo'n
anarchistische openbare discussie, zegt voor hij het weet
iets 'verkeerd' en je wordt wel vastgepind op je woorden.
Politieke functionarissen zijn bovendien vooral getraind op
klassieke interviews, spreekbeurten en zaaldiscussies. Pas
als online-discussies ongeveer op die manier worden
gestructureerd en georganiseerd, komen ze over de streep, zo
blijkt uit verschillende experimenten in DDS.
Digitale burgers eisen inspraak
Daarnaast is er de
interne politiek van de Digitale Stad. De metafoor van een
stad maakt van de gebruikers digitale burgers en in de pers
wordt Marleen Stikker van De Balie prompt tot burgemeester
gebombardeerd. En dan zijn er altijd wel burgers die vinden
dat het een en ander niet goed geregeld is, die democratie en
inspraak eisen over de inrichting van de Digitale Stad. Ook
dat politieke debat steekt voortdurend de kop op (met name
binnen de nieuwsgroep dds.dds). Dat gaat dan zowel om
beslissingen die 'DDS-bobo's' nemen over veranderingen binnen
DDS, als de kwestie waarom DDS nu toch een stichting is en
geen vereniging.
Het is een wat eigenaardige situatie,
zowel een uitvloeisel van de stadsmetafoor als van het feit
dat mensen een digitale gemeenschap vormgeven analoog aan
bekende structuren. Vanuit De Balie wordt gezegd: 'Hoor eens,
dit is een project zoals we ook openbare zaaldiscussies
hebben in De Balie zelf. Over die programmering eist toch ook
niemand democratie en inspraak?' Vanuit het systeembeheer van
DDS wordt gezegd: 'Hoor eens, DDS is uiteindelijk gewoon een
computer. En die draait niet op inspraak, maar op software,
onderhoud en creativiteit.' En de DDS-burgers die democratie
willen, zeggen: 'Een van de doelstellingen van DDS is het
experimenteren met sociale structuren en vormen van
democratie. Het is idioot om dat dan niet in je eigen
achtertuin te willen.'
Extreem rechts
online
Politiek is echter breder dan een poging tot
debat met beroepspolitici of de interne politiek van DDS. De
Digitale Stad is een platform voor de meest uiteenlopende
discussies over politiek, met name in de discussiegroepen
dds.politiek en dds.multcult. Naar aanleiding van de
gemeenteraadsverkiezingen begon bijvoorbeeld in dds.multcult
een maandenlang voortwoedend debat over de Centrumdemocraten,
toen een Digitale-Stadsbewoner kenbaar had gemaakt dat hij
overwoog CD te stemmen. En dat hij zich gecriminaliseerd
voelde. Wat IRL zelden of nooit gebeurt, gebeurde
hier: argumenten, woedeuitbarstingen, grappen, hier en daar
zelfs toegeven over en weer. Zo'n debat is alleen maar
mogelijk via een medium als dit: ieders woorden staan zwart
op wit, inconsequente redeneringen worden ontrafeld,
consequenties voorgehouden.
Zo'n discussie is zeker niet
voortdurend netjes. Provocaties en onbeschofte flames
zijn geen zeldzaamheid op het Net, maar er zijn grenzen,
zeker als het om racisme en fascisme gaat. Voortdurend duikt
in dds.multcult dan ook de discussie op over de Nederlandse
wetten tegen discriminatie versus de vrijheid van
meningsuiting op het Net. Kan alles zomaar gezegd worden of
heeft het DDS-bestuur een zekere verantwoordelijkheid voor de
uitingen van de gebruikers? Is de Digitale Stad een soort
café of is de stichting DDS een soort uitgever?
Inmiddels hebben sommigen het zelfs over IRL-
proefprocessen of online-tribunalen in de Digitale Stad. De
kwestie zal ongetwijfeld voorlopig blijven spelen, want dit
heeft alles te maken met het zoeken naar de status ook in
juridische zin van een nieuw medium als Internet en Digitale
Steden.
Digitale burgerrechten
Er
gebeurde meer in DDS naar aanleiding van actuele politieke
ontwikkelingen. In april 1994 lekte uit dat er een
wetsvoorstel in de maak was om encryptie
(versleuteling van e-mailberichten) te verbieden. Alleen wie
een vergunning aanvroeg en een kopie van zijn persoonlijke
decodeersleutel bij de overheid deponeerde, mocht encryptie
gebruiken. Dit voorstel zorgde voor de nodige opschudding.
Versleuteling is vaak immers noodzakelijk, bijvoorbeeld bij
berichtgeving over mensenrechtenschendingen, bij digitale
contracten, elektronisch geldverkeer en privacygevoelige
berichten van beroepsbeoefenaars als artsen en advocaten. En
waarom zouden mensen niet gewoon een digitaal envelopje om
hun post mogen doen? Uitvoering van het wetsvoorstel zou de
privacy van digitale burgers opofferen aan het belang van
justiti le opsporingsdiensten. Bovendien zou een overheid
die
op één plek alle legale decodeersleutels van
Nederland bewaart, onveiligheid en bureaucratie in de hand
werken. Zowel principiële digitale burgers als bedrijven
kwamen in het geweer.
Het voorontwerp voor het
wetsvoorstel werd direct op het Net gezet, er werd driftig
over gedebatteerd in de nieuwsgroepen, binnen en buiten DDS,
en er werden bijeenkomsten met politici georganiseerd. Waar
de kloof weer eens goed duidelijk werd. Er waren politici die
susten dat het vast slechts een gerucht was, omdat ze zelf
het wetsvoorstel nog niet hadden gezien... Misschien moesten
ze toch eens een Internet-aansluiting nemen.
Verontruste
Digitale-Stadbewoners richtten vervolgens een heuse beweging
voor digitale burgerrechten op om de belangen te behartigen
van online burgers. DB.NL, de Digitale Burgerbeweging
Nederland, bestaat qua organisatievorm in feite uit weinig
anders dan een mailinglist een adressenlijst van
mensen die elkaar materiaal toespelen over privacy,
wetgeving, overheidsbeleid, commercialisering en het digitale
publieke domein. DB.NL houdt zich niet alleen bezig met
privacybescherming; de club pleit, lobbyt en voert actie
voor laagdrempelige toegang tot en maatschappelijk zinvol
gebruik van interactieve netwerken.
Het wetsvoorstel over
encryptie werd uiteindelijk ingetrokken; men studeert nu op
de materie.
De Web-stad
In oktober 1994
kreeg de Digitale Stad een World Wide Web-interface. Het riep
het nodige gemonkel op 'gedwongen innovatie, dwang tot het
nemen van een SLIP-verbinding' maar de stad was en is
ook nog steeds via Lynx als tekst/menu-structuur te
benaderen. Bovendien zijn er nu kortere weggetjes mogelijk
via hyperlinks en je eigen bookmark-lijst in
plaats van telkens terug te moeten naar het hoofdmenu.
En
Digitale-Stadsbewoners kunnen in de Web-stad letterlijk hun
eigen huizen bouwen, in de vorm van zelfgemaakte
homepages. De huizen van DDS-bewoners kunnen zowel
verwaarloosde krotten zijn als informatierijke en fraaie
villa's. Er is naar verluidt zelfs een poos een huis geweest
van een dakloze, die gebruik maakte van de openbare terminal
in de binnenstraat bij de Stopera. Het is natuurlijk de
wrangheid ten top; zijn digitale huis heette ook nog
Atlantis. Inmiddels is Atlantis verdwenen, evenals trouwens
de terminal in de Stopera-binnenstraat. Die staat nu binnen
op de gemeentebalie, bewaakt door een ambtenaar er kwam te
veel raar volk af op de terminal in de binnenstraat. Over
wrangheid gesproken.
De huizen zijn met van alles in te
richten eigen artikelen en opinies, hyperlinks naar
andere Web-sites, foto's, 'boekenplanken' etcetera. Alleen
commerciële boodschappen zijn niet toegestaan. En
plaatjes van min of meer ontklede juffrouwen vormen een
probleem. Niet zozeer omdat DDS zo nodig voor zedenmeester
wil spelen, maar omdat de mensen die een pornoshop van hun
huis willen maken dat meestal pontificaal op het hele
Internet aankondigen. En dat genereert dan met name uit het
buitenland een gigantische run op die plek in de Digitale
Stad, zodanig dat de Web-server van DDS het niet meer
kan trekken.
Porno op het
Net
Astrid (25): 'Ach, porno, natuurlijk is er porno
op Internet. Het ligt ook bij de sigarenwinkel, dus ook hier.
't Is net de echte wereld hoor. Al moet ik toegeven dat ik
het eigenlijk maar een paar keer heb gezien, toen ik uit
nieuwsgierigheid in de categorie erotica rondsnuffelde. Maar
je komt het nooit zomaar onverwacht tegen. Kom daar eens om
op de tv, daar zie ik om de haverklap van die 06-
hijgjuffrouwen. Die irriteren mij veel meer.'
Vrouwen in de Digitale Stad:
dds.femail
In 1994 werd een nieuwe DDS-nieuwsgroep
opgericht: dds.femail. Een groep over de positie van vrouwen,
op het Net en IRL. Aanleiding was het feit dat een
paar vrouwen nare 'hijgmail' in hun postbus hadden ontvangen.
Zij wilden praten over wat ze daar nu mee moesten. De kwestie
'ongewenste digitale intimiteiten' blijft voortdurend
opduiken in dds.femail, maar eigenlijk vooral als een
journalist daar een artikel over wil schrijven en een oproep
plaatst in dds.femail.
Verder komt in dds.femail zo'n
beetje alles aan de orde wat maar raakt aan de positie van
vrouwen de pil-uit-het-ziekenfondsdiscussie, psychologische
verschillen tussen mannen en vrouwen, wat emancipatie nu
inhoudt, de kans op aids, klaagfeminisme, de nieuwe
onbegrepen mannen die toch zo hun best doen, etcetera.
Dds.femail is een van de weinige nieuwsgroepen in DDS met een
FAQ, een overzicht van de Frequently Asked
Questions.
Uit de FAQ's over
dds.femail
Q: Waar gaat deze nieuwsgroep
over?
A: Dds.femail is een discussiegroep 'voor en over
vrouwen'. Hier kunnen dus alle soorten onderwerpen aan de
orde komen die vrouwen aangaan, die met de positie en de
ervaringen van vrouwen te maken hebben op het Net of IRL (in
real life).
Q: En mannen dan?
A: Wie het heeft
over vrouwen, heeft het al gauw ook over mannen. Dat is
helemaal niet erg, dat is vaak zelfs noodzakelijk. En mannen
kunnen vanzelfsprekend ook schrijven in dds.femail (bovendien
kun je iemands sekse toch niet controleren op het Net).
Wel is het zaak niet te veel af te dwalen, en bijvoorbeeld
niet via de vraag 'waarom houden vrouwen niet van voetbal'
ineens een 'draad' te krijgen over de laatste
voetbaluitslagen. Met name heren lijken zich in dds.femail
maar moeilijk aan het onderwerp te kunnen houden.
Q:
Waarom schrijven er vooral mannen/jongens in dds.femail?
A: Daar zijn verschillende opvattingen over:
a) In
discussies over 'digihijgers' voelen mannen zich al gauw
aangesproken of zelfs aangevallen. Vanzelfsprekend hebben zij
recht op verdediging. Of zelfs tegenaanval.
b) Alles wat
vrouwen aangaat, gaat ook mannen aan. Aangezien er 3 tot 9
keer zoveel mannen als vrouwen op het Net zitten, komt die
verhouding ook terug in deze nieuwsgroep.
c) Mannen zijn
meer geïnteresseerd in vrouwen dan vrouwen dat zijn.
Wie in de interesse-databank van DDS zoekt op het trefwoord
'vrouwen' krijgt een eindeloze lijst heren over het scherm
zij gaven als hobby 'vrouwen' op, meestal gecombineerd met
'bier' en 'voetbal'.
Q: Waarom zijn er toch zo
weinig vrouwen op het Net?
A: Ook hier zijn verschillende
opvattingen over:
a) Vrouwen hebben een angst voor
techniek, en dus ook voor computers. Naar keuze: ingegeven
door hun 'natuur' of ingegeven door de wijze waarop zij
maatschappelijk zijn 'geformatteerd'.
b) Vrouwen worden
afgeschrikt door de mannen/jongenscultuur op het Net,
compleet met digihijgers en overdreven aandacht voor
seks.
c) Vrouwen hebben wel wat anders aan hun hoofd. Ze
hebben het gewoon te druk met het dagelijks leven en nuttige
dingen.
Dds.femail is nog steeds
ongemodereerd al duikt de discussie of er niet toch een
moderator moet komen, voortdurend op en staat open voor alle
seksen. Maar het blijft opvallend hoe zelfs in deze groep de
meeste bijdragen van mannen komen.
Voortdurende
verbouwing
In 1995 wordt de Digitale Stad meer dan
honderdduizend keer per maand bezocht. Er zijn inmiddels zo'n
twintigduizend DDS-bewoners. Politici en ambtenaren laten
zich nog steeds weinig persoonlijk zien, maar wel komen
steeds meer ministeries online in DDS. Zo is er een
Economische-Zakenwinkel en ook het ministerie van
Binnenlandse Zaken is present. Dat ministerie heeft niet
alleen een Web-etalage met een informatieaanbod, maar stelt
zich zelfs min of meer interactief op. In een speciaal
daarvoor opgerichte nieuwsgroep 'BIZA-debat' wordt online het
debat over digitalisering, bestuurlijke vernieuwing en kansen
voor democratie gevoerd.
De Digitale Stad blijft maar
groeien, zowel qua aantal bewoners als qua informatieaanbod.
Inmiddels is de politie van Amsterdam online met een
'interactieve ideeënbus', er is een digitale advocaat,
de Kindertelefoon, het multimedia-omscholingsproject voor
gevangenen Controled Escape.
De groei maakte half 1995
een nieuwe renovatiebeurt noodzakelijk. Het was niet meer
mogelijk om alle aanwezige diensten en organisaties in
één overzichtelijke menu-lijst of n Web-
pagina met hyperlinks onder te brengen. DDS werd opgedeeld in
een stuk op dertig thematische pleinen, zoals het Homo-
lesboplein, het Gezondheidsplein, het Jongerenplein, het
Nieuwsplein, het Computerplein etcetera. De ordening van de
informatie en de functies is daarmee inhoudelijker en
associatiever geworden. Op elk themaplein is materiaal van
verwante organisaties te vinden, billboards van sponsors,
huizen van bewoners, cafés en brievenbussen.
DDS3,
zoals de nieuwe interactieve Web-versie heet, is daarmee
vooralsnog volkomen uniek op het Internet. Immers, het World
Wide Web is in principe een wat passieve bedoening. DDS3 is
de eerste Web-interface waarbinnen ook e-mail en chat-
kanalen zijn opgenomen. Bovendien kun je in dit DDS-Web
altijd kijken wie er nog meer aanwezig zijn op een plein of
in de hele stad.
Er barstte prompt een heftige discussie
los of DDS daarmee niet een al te sterke voorsprong nam op de
technologie en op de veerkracht van DDS-gebruikers. DDS3 is
namelijk zo geavanceerd dat de stad alleen in volle glorie te
ervaren is met een supersnel modem en de allernieuwste versie
van het programma Netscape. De tekst-interface voor de
mensen die Lynx gebruiken, is een onoverzichtelijk
rommeltje geworden. Nog afgezien van de kinderziektes die
elke verbouwing met zich meebrengt: de weg niet meer weten,
functies die niet goed zijn uitgetest en onderdelen die nog
niet werken. Waarschijnlijk hoort het er allemaal bij. Een
digitale stad ontwikkelt zich in een voortdurende samenspraak
dan wel strijd tussen verschillende ideeën.
Andere Digitale Steden
Inmiddels moeten we spreken
van de Digitale Stad Amsterdam, want er zijn in Nederland een
stuk of tien andere Digitale Steden in een meer of minder
vergevorderd stadium van oprichting: Utrecht, Den Haag,
Delft, Eindhoven, Leiden, Limburg, Friesland, Twente en
Rotterdam.
Overal in het land formeren zich groepjes
enthousiastelingen die een digitale stad of regio tot stand
willen brengen. En de overheid begint zich zo langzamerhand
te realiseren dat er iets gaande is. Neem die ene
enthousiaste gemeenteambtenaar in Lopik ('het eerste Digitale
Dorp, in de Digitale Regio Utrecht') die net twee weken een
eigen Internet-aansluiting had, en zijn kans schoon zag toen
zijn collega van de afdeling Automatisering &
Informatisering een weekje op vakantie was: 'Kijk,
burgemeester, uw collega Patijn staat met zijn portret op het
Web. Niks voor u?' Lopik was binnen de kortste keren
online.
Naast digitale ijdelheid en image-building gaat
het de overheid om klassieke beleidsdoelen als
'informatiestromen beter richten', 'klantgerichte
dienstverlening' en 'de één-loketbenadering'.
Maar de digitale steden willen meer:
* een lage drempel,
zowel qua kosten voor de gebruiker als
gebruikersvriendelijkheid van het systeem;
* een
pluriform informatieaanbod van overheidsinstanties,
maatschappelijke organisaties en bewegingen, kunst- en
cultuurorganisaties, individueel initiatief en commerci
le
ondernemingen, zonder overheersing van een van de
elementen;
* principieel tweerichtingsverkeer, of beter
gezegd: many to many-communicatie, geen passieve
database maar interactieve communicatie met discussies en
reacties over en weer.
Het Handboek Digitale
Steden biedt een soort handleiding (ideologisch,
organisatorisch en financieel) om tot deze drie dingen te
komen, en vrijwel alle digitale steden werken met die
uitgangspunten.
Informatie of
communicatie?
In principe althans. De digitale steden
die na DDS Amsterdam zijn opgericht moeten het in de regel
doen zonder aanloopsubsidie. DDS Amsterdam staat inmiddels zo
stevig op de rails dat men zelfstandig met sponsors en
betalende informatieaanbieders verder kan, maar zover zijn de
andere steden nog lang niet.
De meeste digitale steden
kunnen vanwege geldgebrek geen vliegende start maken met e-
mail en eigen nieuwsgroepen, noch met eigen inbelnummers voor
directe modemverbindingen. Vaak bestaan ze in feite slechts
uit Web-pagina's die zijn ondergebracht bij een welwillende
provider. Je moet dus al een Internet-aansluiting hebben wil
je toegang hebben tot de digitale steden buiten Amsterdam.
Tot nu toe hebben slechts Utrecht en Eindhoven een eigen
inbelnummer. Geen van de digitale steden buiten DDS Amsterdam
kan momenteel e-mail en interactieve discussies bieden aan de
gebruikers. De Digitale Regio Utrecht en MediaPort Rotterdam
lijken het verst op de weg naar interactiviteit.
De
nieuwe digitale steden zijn kortom vooralsnog meer
informatiegericht dan communicatiegericht. Zo ziet de
digitale regio Twente er vooral uit als gemeentevoorlichting
over de vraag of Twente een bestuurlijke regio zal worden.
Ook de Digitale Hofstad Den Haag heeft een nogal ambtelijk
karakter, compleet met brievehoofden. Leiden gooit het meer
over de commerci le boeg en gokt op betalende bedrijven en
informatieaanbieders. Delft bestaat vooralsnog uit de notulen
van de initiatiefgroep, Friesland heeft een mooie Web-site
met veel toeristische informatie en Limburg speelt vooral
leentje-buur via hyperlinks naar DDS Amsterdam terecht, het
Internet is immers een geven-en-nemeneconomie.
MediaPort
Rotterdam pakt de zaken heel anders aan. Rotterdam biedt
zowel een 'gewone' Web-server als Teleweb: het World Wide Web
via interactieve Teletekst. De verbinding wordt gelegd via de
telefoon, het Web verschijnt op het tv-scherm. De hyperlinks
zijn vervangen door cijfers, te activeren met de telefoon.
Rotterdam is een BV en wil ook inkomsten verwerven uit
particuliere Internet-abonnementen; reden waarom de
vereniging van Digitale Steden Rotterdam eigenlijk geen echte
digitale stad vindt.
Ze hebben het moeilijk, de nieuwe
digitale steden. Het gevaar is immers dat ze gevangen blijven
in het kip-of-eiprobleem van 'eerst gebruikers' of 'eerst een
informatieaanbod'. Voor betalende informatieaanbieders moet
je eerst veel gebruikers hebben. En die komen pas als er e-
mail is. Maar e-mailverkeer moet je kunnen bekostigen.
Kortom, startkapitaal om kip en ei tegelijk op het net te
kunnen zetten, is wat de nieuwe digitale steden ontberen.
Geld en beheer
Alle digitale steden, ook de
Amsterdamse, zijn zodoende voortdurend 'in gesprek' of 'in
onderhandeling' met mogelijke partners, sponsors of
subsidiegevers. En ze zoeken het overal: Kamers van
Koophandel, de plaatselijke gloeilampenfabriek, Hogescholen
voor de Kunsten, de gemeente, belastingdiensten, Uitbureaus,
Rijkswaterstaat, diverse ministeries, de PTT, uitgevers, de
Gouden Gids.
Een Digitale Stad kost nu eenmaal geld. Veel
geld een investering van zo'n anderhalve ton aan apparatuur
plus zo'n twee ton aan jaarlijkse lasten (huurlijnen,
inbellijnen, afrekening Internet-verkeer). En dat is dan nog
zonder personeelslasten. Vooralsnog draait alleen de Digitale
Stad Amsterdam met een paar betaalde krachten.
De meeste
digitale steden hebben de neiging om vooral aansluiting te
zoeken bij de plaatselijk gemeente. De Digitale Stad
Eindhoven gaat ervan uit dat ze over vijf jaar geen stichting
meer zijn, maar 'gewoon de afdeling Digitale Zaken van de
gemeente'. Toch kan de grens tussen publieke functie en
commercieel beheer dun worden in deze tijd van uitbesteding
en privatisering van overheidsdiensten. Sommige digitale
steden denken op een gegeven moment tegen hun gemeente kunnen
zeggen: 'Ho even, dit zien wij niet meer als subsidie maar
als service charge, als betaling voor onze diensten.'
Immers, de gemeente plukt er verschillende vruchten van:
stimulering lokale economie, openbaarheid bestuurlijke
activiteiten, verlegging van administratieve handelingen naar
de burgers en imagoverbetering.
Buitenlandse
digitale steden
Het aantal van meer dan
twintigduizend vaste DDS-bewoners is zelfs veel in
vergelijking met de zogeheten Freenets uit Amerika. Daarvan
zijn er een stuk of vijftig, plus een dertigtal in
oprichting. De bekendste Freenets zijn Santa Monica en het al
tien jaar bestaande Cleveland, de bakermat van het Freenet-
concept. Dat concept is hetzelfde als dat van de Digitale
Stad: laagdrempelige online-toegang tot lokale instanties en
onderlinge communicatie tussen digitale burgers. De Freenets
houden het echter in de regel bij een tekst-interface; ze
wagen zich minder aan het World Wide Web.
Er zijn meer
verschillen tussen de Amerikaanse Freenets en de Nederlandse
Digitale Steden. Zo hebben de Freenets een sterke
vrijwilligerscultuur en zijn ze minder afkerig van het vragen
van toegangsgeld van de individuele burger. De Amerikaanse
politiek-culturele bewegingen hebben bovendien van oudsher
een traditie van fund raising, donaties en sponsoring,
terwijl de Nederlandse zich meer kenmerken door
verzorgingsstaat- en subsidieaanvraagreflexen. De Amerikaanse
telefooninfrastructuur leent zich er ook voor: een local
Bell company zorgt in de regel voor gratis huurlijnen
voor de lokale Freenets. Zo'n particuliere plaatselijke
telefoonmaatschappij spint immers garen bij het toegenomen
telefoonverkeer.
Europa kent trouwens ook buiten
Nederland digitale steden. De Internationale Stadt Berlin
bijvoorbeeld lijkt qua idee en functionaliteit erg op DDS:
openbare terminals in Berlin zelf, e-mail, nieuwsgroepen,
Web-formaat, aanbod van instanties en bedrijven, huizen van
bewoners etcetera. Het duurt even voor je je weg kunt vinden
in de Berlijnse interface, een Atomium-achtige beeld van
verbonden bollen, maar er blijkt heel veel te vinden. Niet
alleen Berlijnse subculturen als die rond de band
Einsturzende Neubauten en obscure krakersblaadjes, maar ook
de gerenommeerde Tageszeitung (Taz) en Der Spiegel, plus de
volledige wekelijkse culturele agenda van Berlijn. Digitaal
Berlijn is goed voor zo'n zesduizend bezoekers per dag. Ook
Antwerpen bouwt aan een Digitale Metropool.
Adressen Digitale Steden
Virtuele
gemeenschappen
Met het boek The Virtual Community:
Homesteading on the Electronic Frontier (1993) van Howard
Rheingold is de term virtual community een begrip
geworden. Zeker in kringen van Freenets en Digitale Steden.
Het begrip biedt een aanknopingspunt voor de sociale
werkelijkheid van interactieve computernetwerken.
Virtueel betekende oorspronkelijk 'als mogelijkheid,
als potentie aanwezig', of 'denkbeeldig', maar sinds de
computerrevolutie is het vooral gaan betekenen: 'in digitale
vorm aanwezig, op een beeldscherm of in een
computergeheugen'. Hoewel dat nog steeds voorwaardelijk is je
moet immers een computer aanzetten om deze virtualiteit op
te roepen houdt het niet alleen iets potentieels in, een
belofte voor een eventuele waarmaking. Deze virtuele
aanwezigheid is op zich zelf al iets.
Evenals de tastbare
materialiteit land, gebouwen, mensen en de niet-tastbare
sociale formaties rond die materialiteit naties, steden,
fabrieken, bevolkingsgroepen bezit deze virtualiteit een
krachtig organiserend vermogen, een motor die een keten van
oorzaak en gevolg in gang kan zetten, met materiële en
sociale consequenties. Materiële consequenties, in de
zin dat er kennis wordt uitgewisseld waar mensen iets mee
doen, dat er goederen en informatie worden geruild tegen geld
of dat er actie wordt gevoerd tegen een bepaalde misstand.
Sociale consequenties, in de zin dat er op het Net
organisaties ontstaan beroepsverenigingen, actiegroepen,
hobbyclubs, vrouwenpraatgroepen, therapiegroepen en
persoonlijke relaties, vriendschappen en zelfs
huwelijken.
Er hoeft het niet eens sprake te zijn van
strikt geformaliseerde of georganiseerde verbanden om een
sociale gemeenschap te vormen. Een nieuwsgroep, een IRC-
kanaal, een mailinglist, een digitale stad, een Internet-site
zulke losse verbanden kunnen een hechte virtuele gemeenschap
produceren. Een gemeenschap van mensen die iets met elkaar
delen en iets voor elkaar over hebben. Ook al zien of horen
ze elkaar nooit. Uitgewisselde beeldschermtekst is voldoende
om de communicatie en het gevoel deel uit te maken van een
sociale gemeenschap tot stand te brengen.
Nieuwe
sociale verbanden
Hoe geïndividualiseerd en
gefragmenteerd de wereld heden ten dage ook is, mensen hebben
nog altijd behoefte aan gemeenschapsvorming. En misschien wel
meer dan ooit, nu de traditionele hechte verbanden van buurt,
familie, werk en kerk zo instabiel zijn geworden. Het was de
technologie in de vorm van auto, telefoon en televisie die de
begrenzingen in tijd en ruimte en dus de monopolies doorbrak
van de traditionele verbanden; wellicht is het de
technologie in de vorm van computernetwerken die nieuwe
sociale verbanden creëert.
Deze nieuwe, virtuele
verbanden lijken weinig op de klassieke sociale
verbanden:
* Ze zijn in principe niet gebonden aan een
geografische plek. Virtuele verbanden bestaan uit mensen die
geografisch duizenden kilometers van elkaar vandaan kunnen
zitten, en die toch direct met elkaar communiceren.
*
Virtuele verbanden zijn niet gebonden aan een lokale tijd het
Net draait immers 24-uursdiensten. Dat kan deze sociale
verbanden zowel onontkoombaar, alomtegenwoordig en verslavend
maken, als losjes, flexibel en tijdelijk.
* Ze zijn zo
onhiërarchisch mogelijk, de dynamiek werkt bottom-up in
plaats van top-down. Structuur en status zijn nauwelijks
geformaliseerd. Autoriteit hangt meer samen met de mate
waarin iemand informatie deelt, kennis en technologie ter
beschikking stelt, dan met uiterlijk, rijkdom, macht of
conventies.
Er zijn ook overeenkomsten met klassieke
sociale verbanden. Een sociaal verband bestaat altijd uit
mensen die iets met elkaar delen, in materiële of andere
zin. In de klassieke sociale verbanden deelt men een lokatie
een streek, straat, huis, kerk of werkplek en in het kielzog
daarvan een geschiedenis, een geloof, ervaringen van vreugde
en verdriet. In virtuele verbanden deelt men nauwelijks
materiële zaken tenzij je computernetwerken en
interfaces daartoe rekent men deelt informatie.
The Well
In de definitie van Howard Rheingold is
een virtuele gemeenschap een 'sociale samenklontering die
ontstaat op het Net als mensen een tijd lang met elkaar een
openbaar debat voeren'. Hij voegt daaraan toe: 'met voldoende
menselijk gevoel om een web van persoonlijke relaties te
vormen in cyberspace'. Rheingolds nadruk op warmte en gevoel
is typerend voor de virtuele gemeenschap waar hij zelf zijn
digitale thuisbasis heeft: The Well. The Whole Earth
'Lectronic Link bestaat al vanaf 1985, eerst als BBS, later
als Internet-site. Het bulletin board kwam voort uit de club
rond het tijdschrift Whole Earth Review, dat overigens nog
steeds bestaat. Het was de alternatieve scene uit San
Francisco's Bay Area, in Rheingolds woorden: 'muesli-etende
utopisten, zonne-energie-enthousiastelingen, milieu- en
computerfreaks en sociale activisten'.
Inmiddels zijn de
meeste van deze hippies brave huisvaders en -moeders die
opvallend vaak thuis telewerken als ontwerper of journalist.
Openhartig bespreken zij hun zorgen in de online-
discussiegroepen van The Well. Rheingold verhaalt in zijn
boek ontroerend over de ondersteuning en medische informatie
die van alle kanten toestroomde toen een wanhopige vader bij
de hartbewakingsmonitor van zijn ernstig zieke kind een
bericht tikte aan The Well. Het kind genas uiteindelijk. Dat
gold ook voor Elly, een Well-bewoonster die als
boeddhistische non was ingetreden in een Aziatisch klooster,
en af en toe digitaal bleef berichten van haar wedervaren.
Toen ze in coma lag in het ziekenhuis van New Delhi omdat ze
haar operatie niet kon betalen, werd er van alles geregeld
via The Well. 'This is love in action', schrijft
Rheingold.
The Well heeft zo'n tienduizend gebruikers,
Well'ites, en stelt zich als doel: 'providing acces to people
and ideas'. Dat gebeurt middels e-mail en zo'n 260
conferences. Die conferences zijn een soort
nieuwsgroepen, maar dan alleen voor Well-leden toegankelijk.
Ze zijn een stuk minder rommelig dan de Usenet-groepen; elke
conference heeft een host, een persoon die nieuwkomers
welkom heet, ze wegwijs maakt en ze ondersteunt.
De Well-
conferences gaan deels over gangbare onderwerpen als
computers, hobby's, huisdieren en sport, en deels over
typische Well-items als 'Arts and Creativity' en 'Body-Mind-
Health', met daarbinnen aparte afdelingen voor mannen,
vrouwen, homo's, over ouder worden, drugs en holisme. En niet
te vergeten de conferences over de Gratefull Dead; de fans
van deze popband, de zogeheten Deadheads, hebben hier hun
digitale clubhuis en houden voor een flink deel The Well
draaiend. Grateful Dead-tekstschrijver John Perry Barlow
miljonair, medeoprichter van de Electronic Frontier
Foundation en wereldreiziger langs congressen over
virtual reality heeft in The Well zijn digitale
thuis.
Op de voor iedereen openbare Web-Gopher-pagina's
zijn leuke afdelingen te vinden als 'Cyberpunk& Postmodern
Culture', 'Virtual Communities' en 'Cyberwar& Netwar': 'The
Militairy, Its People, Policies and Practices'.
The Well
heeft een heel eigen sfeer, de zonnige en lieve Bay Area-
sfeer, al kan iedereen van uit de hele wereld bij The Well
een Internet-account nemen. Het geeft aan hoe virtuele
gemeenschappen wel degelijk cultureel-geografisch benvloed
kunnen zijn, hoe men de neiging heeft om een abstracte
computerwereld te transformeren tot herkenbare plekken. De
virtuele wereld speelt voortdurend leentje buur bij de echte
wereld.
Echo New York City
Ook de
oostkust van Amerika heeft zo zijn eigen sfeer en virtuele
gemeenschappen. Echo, de East Coast Hang Out van Stacy
Horn bijvoorbeeld, is een typisch Newyorkse gemeenschap, met
alle 'culturele vibraties' vandien. Stacy Horn had vijf jaar
geleden een droom: ze wilde een roman schrijven en
tegelijkertijd een 'very cool online service' oprichten, een
soort 'elektronische culturele salon zoals Gertrude Stein die
had in Parijs', waar ze dan 's avonds interessante mensen zou
ontmoeten. Het BBS en later de Internet-Website slokte al
haar tijd op en ging een geheel eigen leven leiden. Maar de
gemeenschap die haar voor ogen stond, kreeg ze inderdaad
online: kunstenaars, schrijvers, filmmakers een heel andere
groep als het gemiddelde BBS-publiek. Ze begon gewoon met
haar vriendenkring en allengs breidde zich dat uit tot het
Whitney Museum of American Art, Ms Magazine en The Village
Voice. Een en ander ging op zijn Newyorks, via
cocktailparties en galerie-openingen.
Echo werkt net als
The Well met besloten conferences, ondersteund door
persoonlijke hosts. Daar worden onderwerpen behandeld
als: 'Did your parents destroy your life?', 'Finding the
right therapist', 'AA-12-steps-program'. Echo biedt
tevens onderdak aan clubs als Women in Technology en Women's
Online Network.
Het meest bijzondere van
Echo is dat de gebruikers voor veertig procent uit vrouwen
bestaan. Dat is heel veel voor een particuliere Internet-
provider. Horn heeft daar hard aan gewerkt, en zorgde ervoor
dat minstens de helft van de hosts vrouwen waren. Toch bleek
er nog extra stimulans nodig, want in het begin bleken de
meeste online-vrouwen slechts te lurken (alleen
kijken, niets bijdragen). Horn startte daarop een conference
over het thema 'waarom vrouwen liever lurken'. Volgens haar
hebben mensen de neiging hun lichaam te projecteren in
cyberspace, en dat houdt voor vrouwen vaak in dat ze 'this
intimidation thing' meenemen: 'Zelfs al ben je niet fysiek in
een ruimte met een stel mannen, je voelt je alsof dat wel zo
is.' Ze begon voortdurend vrouwen aan te spreken en over te
halen om meer te posten. Inmiddels is dat niet meer nodig, nu
loopt het vanzelf. En hoewel het ook op Echo gebeurt dat
mannen talk-requests aan vrouwen richten met hijgerig
gezwam, bijten de Echo-vrouwen gewoon van zich af. Houdt
iemand dan nog niet op, dan bemoeit Horn zich er persoonlijk
mee en eventueel sluit ze de digihijger af al heeft ze dat
nog maar één keer hoeven doen.
Hoewel Echo
mensen vanuit de hele wereld aantrekt, heeft het de typische
Greenwich Village bohemiensfeer. Volgens Horn is zo'n soort
'sense of place' belangrijk voor een virtual
community: aansluiten op een lokaal gegeven en van
daaruit verder ontwikkelen. 'Mensen komen hier omdat het een
beetje is alsof je New York bezoekt, en wel het artistieke
New York.' Juist dat maakt de aantrekkelijkheid van dit soort
plekken op het Net uit, zeker gegeven het feit dat grote
maatschappijen als Microsoft, Apple en IBM zich steeds
sterker met hun eigen online-services op het Net
manifesteren. Bovendien houdt Echo een directe link in stand
tussen de virtuele wereld en de echte wereld: er zijn
wekelijkse IRL-Echo-bijeenkomsten, maandelijkse
voordrachtsavonden van uitgegeven en onuitgegeven Echo-
schrijvers, en af en toe tentoonstellingen en lezingen.
MindVox
Er is nog een Newyorkse virtuele
gemeenschap, MindVox. Evengoed een artistieke
subcultuur, zij het beduidend ruiger dan Echo. MindVox is in
1992 opgericht, maar heeft zijn wortels in de hackerscene uit
begin jaren tachtig. In die tijd was MindVox-oprichter
Patrick Kroupa alias Lord Digital een ontevreden 'no future'-
punk in het beruchte Legion of Doom. Dat was een BBS en
vooral een hackersclub die rommelde met telefooncentrales en
computernetwerken. De kids hadden de tijd van hun leven en
werden op een gegeven moment zelfs mediahelden, maar het
feest was gauw over. De wetgeving werd aangepast en ineens
waren ze criminelen; politieinvallen in het kader van
Operatie Sun Devil rolden vele BBS'en in Amerika op. Sommige
sysops (system operators van BBS'en) konden een tijdje
de binnenkant van de gevangenis bekijken.
Begin jaren
negentig stak wat er over was van die scene de koppen bij
elkaar om zich te beklagen over de verschrikkelijke BBS'en
van tegenwoordig: domme file-servers waar je vooral
blote juffen en software kon downloaden, tegen betaling
notabene, terwijl er een wereld braak lag op het Internet. In
'Voices in my head: The overture', een lang openhartig
artikel over zijn belevenissen in cyberspace vanaf zijn
tiende jaar, schrijft Lord Digital: 'Er was inmiddels een
technologie die te gebruiken was voor innovatie,
communicatie, het bijeenbrengen van kennis, maar het was
slapend. Het leek wel tv, een volstrekt passieve bedoening
waar je op knoppen kon drukken om geamuseerd te worden. Geen
gedachte was vereist, geen eigen inbreng nodig.'
Lord
Digital en maatje Bruce Fancher alias Dead Lord wilden iets
anders. Wel legaal nu, ze hadden hun lesje gehad. En ze
ontwikkelden MindVox, met een van de eerste fatsoenlijke
interfaces rond dat gebruikersonvriendelijke Unix-
systeem waar het Internet op draaide. MindVox was tevens een
van de eerste Internet-sites die e-mail, Usenet en IRC
leverde aan gewone gebruikers.
MindVox herbergt leden van
bands als Information Society, Deee-Lite, Psychedelic Furs,
bekende science-fictionschrijvers en voormalige roemruchte
hackers. De club wil een plek bieden voor interactie met de
pioniers op het gebied van computernetwerken,
science-fiction, muziek, kunst en politiek, in een atmosfeer
van dynamische creativiteit. Zoiets als The Well en Echo dus?
Nee, die zijn de Voxers te 'politiek correct', te
gereguleerd, te netjes. Bovendien zijn het geen open
systemen. MindVox is anders: hier geen vriendelijke hosts,
geen gelikte plaatjes, de interface is nog steeds wat
spartaans. Ruwe bolsters flaming en newbies
ontgroenen is een cultuur op MindVox maar met een blanke pit,
want voor duizenden is het een virtueel thuis geworden.
'Andere systemen lijken meer op anonieme luchthavens. Niemand
zou er een traan om laten als je een willekeurige andere zou
moeten gebruiken. Maar als MindVox offline zou gaan, zouden
een boel mensen dakloos worden', zegt een van de
gebruikers.
MindVox bevat labyrintische tekstarchieven
over onderwerpen als anarchisme, drugs en computervirussen,
maar ook nogal bizarre erotica& sex-forums. Het wonderlijke
is dat deze ruige club goed is voor meer dan twintig procent
vrouwelijke gebruikers. Dat is beduidend boven het gemiddelde
van een particuliere Internet-site. Zonder hosts en extra
stimulans dus. Waarschijnlijk trekt MindVox de wat minder op
hun mondje gevallen meiden aan.
MindVox-meiden
Amanda: 'Hier zijn we
geen meisjes en jongens, hier zijn we gewoon wezens. Hier kan
je alles zijn wat je wil. Als je het meisje bent dat altijd
al slimmer was dan de jongens, dan kun je hier in cyberspace
een machtige meesteres worden met tientallen virtuele slaven.
Ik ken een meisje dat ze allemaal overtroeft als het gaat om
telefoonkraken.'
Women's
Wire
Er is ook een BBS annex Web-site die zich
speciaal richt op vrouwen. De digitale populatie van
Women's Wire bestaat voor 95 procent uit vrouwen; de
club noemt zichzelf dan ook 'leaders in bringing women
online'. Hoewel de geografische thuisbasis van deze eerste en
enige vrouwen-online-service ligt in Californië, heeft
Women's Wire over bijna de hele wereld inbelnummers, ook in
Nederland.
Women's Wire bestaat in feite uit een BBS met
een Apple- of Windows-interface. Onder de icoontjes zijn vele
informatiebronnen, conferences en chat-channels
te vinden. De conferences hebben stimulerende en
aanspreekbare hosts, de real time chats werken
met aangekondigde gasten. De onderwerpen vari ren van
Viva-
achtig tot feministisch: carrièreplanning, een eigen
zaak beginnen, Writer's Block, zwangerschap, kinderen
opvoeden, dood van een partner, Dress for Less, doe-het-
zelfreparaties, Women's Health Action& Mobilization, Sappho&
Friends, Spirituality Forum, het Older Women's Network. Ook
de UN-vrouwenconferentie te Beijing is present, met zowel
inhoudelijke discussies als oproepen in de trant van 'niet-
snurkende vrouw zoek roommate voor hotel te Beijing'. In de
Doctors Inn houden online-dokters spreekuur; je kunt er
terecht met vragen over gezondheid, fitness en al dan niet
alternatieve geneeswijzen.
Women's Wire heeft naast het
besloten BBS WWW-homepages die via het Internet voor iedereen
te bereiken zijn. Hier vind je onder andere een selectie uit
het wereldnieuws met vrouwen in de hoofdrol en hyperlinks
naar andere vrouwenplekken op het Internet. De Wwire-
datadames weten bovendien het maximum aan interactiviteit uit
het Web te halen. Elke week kun je onder 'Back Talk' je
mening geven over een bepaalde 'vrouwenkwestie'. Een selectie
uit de reacties wordt vervolgens op het Web gezet. Het gaat
hier om kwesties als: 'Onderzoek in Californië wees uit
dat vrouwen de helft of meer van het gezinsinkomen inbrengen.
Tegelijkertijd geeft het merendeel van de vrouwen aan dat de
baan van hun man belangrijker is dan die van hen.' Of:
'Investeringsmaatschappijen hebben een nieuwe manier gevonden
om vrouwelijke beleggers binnen te halen: ze organiseren
seminars die deels uit beleggingsvoorlichting en deels uit
modeshows bestaan. Wat vinden wij daar nu van?' Ook de
afdeling 'Question Authorities' is interactief. Daar zijn
online vragen te stellen aan een serie deskundigen: een
astrologe, een shrink (therapeute), een gymjuf, een
'sexpert', een meneer die mannendeskundige is. Zowel de
vragen als de nuttige en geestige antwoorden worden op het
Web gezet.
Lid worden van Women's Wire kan vanuit
Nederland voor acht tot twaalf dollar per maand. Je krijgt de
benodigde installatiesoftware thuisgestuurd (met een heel
heldere handleiding). Leden hebben toegang tot het Wwire-BBS,
Internet-e-mail en een read-only selectie uit Usenet-
nieuwsgroepen. Women's Wire biedt dus geen volledige
Internet-toegang met Usenet-interactie, FTP, telnet, WWW
etcetera.
Adressen virtuele
gemeenschappen en subculturen
MUD's en MOO's: Interactieve
fantasiewerelden
Virtuele gemeenschappen als digitale
steden, Internet-sites als Echo en MindVox, en BBS'en als
Women's Wire leunen heel sterk op de werkelijke wereld. Wat
ze willen zijn, houdt het midden tussen een salon, een
conferentieoord en een buurtkroeg. Er zijn in cyberspace
echter virtuele werelden die in niets lijken op de werkelijke
wereld. Als je ze ergens mee moet vergelijken dan komt het
theater nog het meest in de buurt. Er zijn decors, er zijn
scènewisselingen, er zijn personages, maar dan houdt
de vergelijking op. Want het gaat hier om tekst, niks anders
dan tekst. Dit is de interactieve fantasiewereld van de
zogeheten MOO's.
Het woord MOO is op zich al een
samengesteld begrip, een afkorting waarachter een complexe
constructie van coulissen schuilgaat. De M staat voor
MUD alweer een afkorting, en wel eentje met
verschillende betekenissen: Multi User Dungeons, Multi User
Dimensions, Multi User Domain. Multi-user wijst er op
dat het hier in elk geval gaat om iets waaraan meerdere
gebruikers tegelijkertijd deelnemen. 'Dungeons' verwijst naar
iets spelachtigs: Dungeons & Dragons is een klassiek
fantasiespel, maar niet zoals een videogame met bewegende
beelden en schietapparatuur het gaat hier om een text
adventure game. Op het beeldscherm verschijnt alleen
tekst, iets in de trant van: 'Je bevindt je in een ruimte met
recht voor je een deur die op slot is, links staat een kast.'
De speler tikt tekst(commando's) in om verder te komen, iets
in de trant van: 'Open kast. Bekijk kast.' Vervolgens
verschijnt een tekst met een beschrijving van de inhoud van
de kast: 'In de kast ligt een stapel documenten, plus een dik
boek. Op het boek ligt een grote roestige sleutel. De
achterwand van de kast is een spiegel.' Je kunt verder gaan
door te tikken: 'Pak sleutel. Steek hem in het slot van de
deur', maar je zou ook kunnen besluiten eens goed in die
spiegel te kijken. In het wonderland van de MOO's zal die je
ongetwijfeld in een aanpalende vreemde wereld brengen.
Oorspronkelijk waren text adventures geheel
voorgeprogrammeerd en was het zaak een bepaalde opdracht tot
een goed einde te brengen meestal iets als 'draak verslaan'
of 'prinses redden'. Maar met de introductie van het multi-
user-karakter, waarbij andere spelers ook van alles
ondernemen en uitproberen, blijft er weinig van dat
voorgeprogrammeerde over. De users interacteren immers op
onvoorspelbare manieren met elkaar, ongeveer zoals op een
chat-kanaal: ze komen elkaar tegen, stellen elkaar
vragen, ze werken samen of ze proberen elkaar een hak te
zetten. Een eindopdracht is er dan niet meer, er is geen
andere uitdaging dan het spel te spelen, een spel waarvan
niemand de regels kent.
Van zulke MUD's zijn er honderden
op het Internet in de Amsterdamse Digitale Stad is de
zogeheten Metro er een -, overigens niet alleen ter vermaak
maar ook ter lering: er zijn MUD's voor astronomen,
biologen, mediaonderzoekers, scholieren enzovoorts.
Bouwen met tekst
Als zulke MUD's dan ook nog eens
MOO's worden MUD Object Oriented is de
voorprogrammering geheel zoek. Object oriented
verwijst naar een manier van programmeren met een soort
aanbouwmodules, programmeren dus zonder het lopende programma
lam te leggen of te moeten bijstellen. De kennis over het
bijbouwen is openbaar, en wie zich er een beetje in verdiept,
kan nieuwe objecten aanbrengen in deze virtuele wereld.
Kamers, kantoortjes, cafés, psychiatrische
inrichtingen, tempels, musea, drugsholen, bibliotheken wat je
maar verzint. Nog steeds: opgebouwd uit tekst, niks dan
tekst. Wie in jouw kamer komt, krijgt op zijn of haar
beeldscherm jouw beschrijving daarvan.
Het maken van
objecten is overigens niet alleen op ruimtes en architectuur
gebaseerd, al zijn buitenhuisjes aan een ruisend beekje erg
gangbaar. Objecten kunnen ook bestaan uit bijvoorbeeld een
hondje dat geaaid wil worden. Of een bord spaghetti dat
ergens in een hoek staat, en dat zo gauw het woord 'honger'
valt in een gesprek, verleidelijk begint te kronkelen... Ook
dit verschijnt gewoon als tekst. Dit is literair
programmeren. MOO's zijn nog altijd tekstgebaseerd, al wordt
er reeds ge xperimenteerd met Web-MOO's. Zo kan de
fantasiewereld kleur, hyperlinks en op termijn wellicht
driedimensionale ruimtes krijgen.
Elke gebruiker
definieert letterlijk zijn eigen identiteit. Een naam, een
personage, met een uiterlijk, een geschiedenis en bepaalde
kenmerken eveneens tekst die is op te vragen door andere
gebruikers. De meeste MOO-gebruikers wisselen voortdurend van
identiteit en van sekse. In MOO's zijn er bovendien beduidend
meer dan twee seksen. Hier wordt het cyborg-concept voorbij
de grens tussen man en vrouw, tussen mens en machine tot het
uiterste verkend. Om nog maar te zwijgen van
duizelingwekkende mogelijkheden waarop MOO-personages seks
kunnen hebben met elkaar maar, anders dan IRL: 'Only
the best writers get laid here.'
Een MOO is virtueel
theater, en avantgardistisch in de klassieke zin van het
woord: er is geen onderscheid tussen publiek en speler,
tussen speler, regisseur en auteur, tussen auteur en
decorbouwer. En ook het onderscheid tussen mens en machine
vervaagt hier compleet; in een MOO kun je een reuze leerzaam
praatje aanknopen met een personage dat bij nader inzien een
object, een bot, blijkt te zijn.
In de
interactieve fantasiewereld van de MOO's is weinig zeker.
Hier wordt elke gefixeerde identiteit en positie op losse
schroeven gezet. En misschien is dat wel waar het
uiteindelijk om gaat in elke virtuele gemeenschap.
Enkele MUD's en MOO's
-
MOO's& Stuff. Algemene informatie over MUD's en
MOO's.
- MediaMOO. De MOO van het MIT-
Medialab, speciaal voor 'mediaonderzoekers' (ruim
gedefinieerd).
- MOOtropolis. MOO die is
geïnspireerd door de film 'Metropolis' van Fritz Lang en
schrijvers als Borges, Heidegger en Baudrillard. Zie ook de
Web-site.
- LambdaMOO De
originele, allereerste MUD/MOO.