© Uit: Marianne van den Boomen, Leven op het Net: De sociale betekenis van virtuele gemeenschappen
Amsterdam, Instituut voor Publiek en Politiek, 2000




1 ORDE IN DE INFORMATIECHAOS

Bij de opening van een van de eerste telegraafverbindingen, ergens in de jaren dertig van de negentiende eeuw, merkte de Amerikaanse filosoof Emerson op: 'Tja, we hebben grote haast gemaakt met de aanleg van een telegraaf tussen de staten Texas en Maine, maar misschien heeft Texas Maine wel niets mee te delen?'
De vraag is retorisch, de suggestie duidelijk: als kippen zonder kop omarmen we dit nieuwe technische snufje, zonder enig idee van zinvol gebruik.
Emerson wist natuurlijk ook wel dat de voorbeelden van mededelingen tussen 'Texas' en 'Maine' voor het oprapen lagen. De spoorwegmaatschappij in Texas telegrafeerde naar een station in Maine dat er de volgende week geen trein zou rijden. Of tante Elizabeth uit Maine meldde haar nicht in Texas dat ze een dag later zou arriveren. Of misschien feliciteerde ze haar wel gewoon met haar verjaardag.
Maar wellicht vond Emerson dat geen zinvolle mededelingen, althans niet in verhouding met de aanleg van een compleet telegraafsysteem. Inderdaad zijn deze mededelingen nogal triviaal. Het zijn immers meestal geen staten maar doodgewone mensen die elkaar iets mede te delen hebben. Levende wezens die hun sociale netwerken onderhouden met afspraken, groeten en de mededeling dat ze onderweg zijn.
Een vergelijkbare retorische vraag is te stellen over de hedendaagse telegraaf, het Internet. Een netwerk van miljoenen computers, met gigantische geheugens en dataverzamelingen, met multimediatoeters en -bellen, met plaatjes, filmpjes, geluiden, kreten, over elkaar heen stuiterende nieuwe snufjes en spelletjes. Tja, wat moeten we daar eigenlijk mee?
Weinig, vindt de Nederlandse hoogleraar sociologie A.C. Zijderveld. In zijn opinieartikel 'Samenleving raakt bedolven onder lawine van non-informatie' (1) haalt hij instemmend bovengenoemde telegraafanekdote over Emerson aan: 'Dat is de spijker op zijn kop! We beschikken vandaag de dag over personal computers, e-mailverbindingen, internet highways en niet te vergeten de fax. In een mum van tijd kunnen we over de aardbol met elkaar communiceren - post elektronisch versturen, babbelen op het internet. Maar wat hebben we elkaar eigenlijk te vertellen?'
Dat is een uiterst zinvolle vraag - precies de vraag die dit boek probeert te beantwoorden.
Zijderveld is er bepaald niet gerust op. Zijn artikel rept verontrust van 'info-inflatie', grote hoeveelheden informatie die ongestructureerd en onsamenhangend over ons worden uitgestort. In deze chaotische Winkel van Sinkel kan een mens alleen maar zappen, op zoek naar het volgende amusement, meent hij. Daarvan wordt de mens niet wijzer maar juist dommer. En als de samenleving niet oppast, zal zij aan haar eigen leegte en cultuurinflatie ten onder gaan.

De informatiezondvloed: chaotisch en gevaarlijk

Zijderveld staat in zijn opvatting niet alleen. Talloos zijn de bezorgde artikelen en analyses over informatie-overload en informatiestress, en er bestond al langer een respectabele cultuurpessimistische traditie van sociologische en filosofische techniekkritiek.
Neil Postman bijvoorbeeld verdedigt de stelling dat wij tegenwoordig leven in een 'technopolie': een monopolie van de technologie, in het bijzonder computertechnologie. (2) Het denken - het dagelijks denken en handelen, maar ook de moraal en de religie - wordt daarin geheel onder beheer gebracht van efficiëntie, snelheid en technocratische controle. Het resultaat is informatieovervloed en informatiechaos - die vervolgens weer te lijf worden gegaan met nog meer informatietechnologie, hetgeen zorgt voor nog meer infochaos, et cetera. Dat proces ondermijnt onze hele cultuur, meent Postman: 'Als het informatieaanbod niet langer te beheersen is, volgt een algehele verstoring van de psychische rust en raken collectieve doelstellingen in het slop.'
Postman schroomt niet om de hedendaagse menselijke conditie 'culturele aids' te noemen - wij lijden aan het 'Anti-Informatie Deficiëntie Syndroom'. Ons informatieafweersysteem is kapot, wij nemen alles weerstandsloos aan en op. En dat bedreigt onze hele cultuur: 'Informatie is gevaarlijk als zij nergens te plaatsen is, als er geen theorie is waaraan zij gerelateerd kan worden, er geen patroon is waarin ze past, geen hoger doel dat zij dient.' Wat ontbreekt, is 'een transcendentaal besef van zin of betekenis' en 'culturele samenhang'.
De vraag naar culturele en betekenisgevende samenhang in de informatiechaos moet zeker worden gesteld. Maar het lijkt nogal overdreven om te spreken van 'culturele informatie-aids' en 'gevaarlijke informatie zonder context'. Mensen zijn toch geen kippen zonder kop? Laten zij informatie die nergens in past of waarmee zij niks kunnen, niet gewoon langs zich afglijden? Relateren zij binnenkomende informatie niet voortdurend aan hun eigen lokale en sociale samenhang? Informatieverwerking is immers - naast een technische taak van computers - vooral een psychologische en sociale zaak van mensen. Zeker op het Internet.

Het kloppende hart van het Internet

Het Internet is niet alleen een technisch netwerk van miljoenen computers. Het is daarnaast een sociaal netwerk - van zo'n 350 miljoen mensen. Mensen in ruim tweehonderd landen. Mensen die vanuit hun werkplek, hun huis of een Internet-café inloggen op het Net. En die daar vervolgens van alles ondernemen. Ze sturen elkaar persoonlijke berichten. Ze stellen vragen op mailinglists* en in nieuwsgroepen*. Ze kletsen in chatrooms*. Ze maken een eigen homepage* over hun hobby of interesse, of ze snuffelen op die van anderen. Soms voor de lol, maar vaker om iets op te steken, over hun werk, hobby's, politieke kwesties en dagelijkse beslommeringen als ziektes en kinderen opvoeden.
Zo'n netwerk van mensen is onbestaanbaar in een sociaal-politiek vacuüm. Er zijn instituties nodig voor de infrastructuur en het benodigde kapitaal. Instituties als het Amerikaanse defensieapparaat - de bakermat van het Internet - maar ook overheden, universiteiten, telecombedrijven en providers*. Met elkaar houden die het Internet operabel, in een eigenaardige balans tussen afhankelijkheid en onafhankelijkheid. Afhankelijkheid in die zin dat een netwerk per definitie bestaat uit een keten van meerdere schakels. Onafhankelijkheid in die zin dat indien er een schakel wegvalt uit de keten - om welke reden dan ook: technisch, economisch of politiek - het verkeer in het netwerk een andere route zoekt langs de overige schakels. Er zijn geen centrale hoofdcomputers of -schakelaars waarmee de hele zaak kan worden platgelegd. Die ingebouwde decentralisatie vormt het kloppende hart van het Internet.
Dat heeft alles te maken met de oorsprong van het Net. Het Internet is ooit ontworpen door Amerikaanse defensiespecialisten om lokale uitschakeling - door nucleaire aanvallen - te omzeilen. Mocht er een machine plat gaan, dan zocht de (militaire) informatiestroom een omweg elders over het netwerk. De pure overleving van informatie-op-zich, zonder aanziens des inhouds - dat was het oorspronkelijke doel. Ordening en prioriteitstelling waren geen zaak van het Net, die waren op voorhand gegeven in de militaire context.
En in feite heeft het Net nog altijd diezelfde functie, ook al is het van een besloten militair systeem geëvolueerd tot een open publiek systeem. Nog altijd gaat het om de overleving van informatie-op-zich. Niet meer alleen van militaire informatie, maar van alle soorten informatie: economische, sociale en culturele.
Postman en Zijderveld hebben dan ook deels gelijk: met de publieke openstelling van het Net staan alle informatiesluizen open, zonder centrale ordening en indamming. Ordening is niet meer op voorhand gegeven door een autoriteit; de gebruikers mogen dat zelf uitzoeken. Sterker nog, zij mogen niet alleen orde aanbrengen in het aanbod, zij kunnen ook zomaar iets aan dat aanbod toevoegen. Dat is immers het grote het grote verschil met media als kranten en tv: iedereen met toegang, een toetsenbord en een beetje kennis kan er zijn ei kwijt - niet in een aparte ingezondenbrievenrubriek, maar in het hart van het medium.
Postman en Zijderveld hebben echter ongelijk in hun impliciete oordeel dat mensen daar niet toe in staat zijn. In hun oordeel dat transcendentale betekenis en culturele samenhang alleen in handen van centrale autoriteiten kunnen ontstaan en niet in de dagelijkse praktijken van gewone mensen.

Wat hebben wij elkaar mede te delen?

Laten we Zijdervelds eens letterlijk nemen: wat hebben wij elkaar mede te delen op het Internet? Dit bijvoorbeeld (uit de nieuwsgroep nl.reizen.caravan): (3)

>Wie is in Pralognan la Vanoise of Peisey-Nancroix al eens geweest en wat zijn de ervaringen wat >wandelen, huttentochten aangaat?Wat voor goede campings zijn daar?

Een goede camping is Les Lanchettes in Nancroix. Direct aan de poort van La Vanoise gesitueerd. Ook de GR5 loopt bijna naast het terrein. In het hoogseizoen wel reserveren, anders is het een gok. De camping eigenaar heeft ook info over welke hutten open zijn etc.


Of dit (uit de nieuwsgroep nl.motorfiets):

>Geachte motormuizen,
>De aanschaf van nieuwe motorkleding laat niet zo lang meer op zich wachten. Is lederen kleding >nog steeds de beste keuze qua veiligheid? Er is veel op de markt tegenwoordig, Kevlar >spijkerbroeken, leer, ademend spul met de mooiste namen... Graag hoor ik jullie ervaringen. Een >ding staat vast, nog maar even op het volgende salaris wachten...
>Dick

Ik zal er toch eens een FAQje* van maken. Maar even in het kort:
- Spijkerspul met kevlar blijkt bij valtesten niet te voldoen. Het gaat al kapot bij een kleine val. Het lijkt meer iets voor op de brommer met een geel plaatje. (goed idee eigenlijk!).
- Leren strak zittend pak is het beste voor een val bij hoge snelheden. Ook als je die snelheden rijdt is het het beste. Nadelen zijn: je kunt er geen gewone kleding onder aanhebben en het is niet waterdicht of isolerend.
- Leren broek en dito jas: Prima bescherming, kun je aanhouden op je werk, alleen moet het bij je imago passen :-)


Dit zijn typisch dingen die mensen elkaar mededelen via het Internet. Iemand vraagt iets vanuit de eigen situatie, iemand anders antwoordt, ook vanuit een eigen context. Hoewel kamperen en motorrijden beide als 'recreatie' te typeren zijn, is dit soort onderlinge uitwisseling zeker niet à la Zijderveld te omschrijven als zappend zoeken naar amusement. Deze mensen willen iets weten, niet zozeer geamuseerd worden.
Bovendien is er ook buiten het recreatieve vlak het nodige waar mensen iets van willen weten. Uit nl.belastingen komt bijvoorbeeld deze posting*:

>Mijn schoonvader is op 3 januari overleden. Hij was op dat moment al weduwnaar. In 1999 >heeft hij als inkomsten nog 1 maand pensioen.

Tip: sommige pensioenfondsen keren bij overlijden (net zoals de meeste werkgevers en in ieder geval de AOW) 1 maand pensioen extra uit als overlijdensuitkering (meestal het brutobedrag netto). Soms moet je daar zelf achteraan, het gaat niet altijd automatisch.

>Waarschijnlijk te weinig om alle begrafeniskosten van te betalen. Hoe gaat het nu met zijn IB. >Hij zal uiteindelijk een negatief inkomen over 1999 hebben.

Aangezien hij al overleden was op het moment dat de kosten voor begrafenis gemaakt werden, hebben die kosten geen gevolgen voor zijn IB: Hij kan die kosten immers nooit gemaakt hebben, tenzij hij zelf alles al vooruitbetaald heeft via een deposito oid. En in dat geval valt de uitkering daarvan gewoon in de nalatenschap, dacht ik.

sterkte met het afwikkelen van eea.
Bas

Sociaal geordende informatie

Je kunt natuurlijk ook een belasting-, motor- of campinggids ter hand nemen om dit soort dingen op te zoeken, maar niet zelden treedt juist dan het gevoel van informatie-overload op. Een antwoord gebaseerd op eigen ervaring, met een menselijke toon, compleet met sterktewensen en dergelijke, schept daarentegen orde. Een persoonlijke orde, paradoxaal genoeg via 'vreemden'. Met daarin de kiemen voor een uitgebreidere sociale orde. Zo overweegt de 'motormuis' het maken van een FAQ, een lijst met Frequently Asked Questions, die systematisch de informatie voor de hele groep motorrijders op een rijtje zet.
Mensen hebben elkaar iets te vertellen omdat ze niet altijd op zoek zijn naar de 'zuivere' informatie die een gids ook zou kunnen bieden. Ze zijn op zoek naar sociaal geordende informatie, in de vorm van tips of ervaringen. Zoals in het webforum van Ouders Online (www.ouders.nl):

Mijn dochterje van 5, bijna zes, heeft altijd moeite gehad met afscheid nemen, op school 's morgens, bij feestjes moet ik blijven "hangen" ook al kent ze de mensen en is de omgeving vertrouwd. Ze zit nu in groep twee en ze heeft regelmatig tijden achter elkaar 's morgens ineens weer problemen met mijn vertrek en doet ze moeilijk op feestjes. Ze huilt niet alleen bij mij maar ook bij mijn man. Ik heb het idee dat het, vooral op school, een kwestie is van afleiden.
Wat voor tips hebben andere ouders voor het afleiden en komt dit soort golven van onzekerheid wel vaker voor? Wat kan ik doen om haar te helpen?
Alma

En vaak gaat het om nog ongrijpbaarder dingen als steun en troost, zoals in de nieuwsgroep alt.support.depression (ASD voor insiders):

> I am new to this newsgroup and would like to introduce myself to all of you (if you are willing >to listen). My name is Ana and I am 20 years old. Since I was little I have always been a loner, >first because I was very shy and didn't talk to anyone (but learned to listen and observe) and >now because I can't seem to find anyone who I can relate to. Sometimes I get depressed because >the only people I know that are like me are so far away (I have lots of penpals and love >corresponding). You must be tired of listening to me so I will go now. You probably are >wondering why I wrote this, I think it was just a way of sharing my thoughts with you and maybe >finding some more friends who may be like me.
> Thank you for your time and for putting up with me this long!
> Ana

Welcome to ASD, Ana. Always room for one more. Don't mind the flames, just sit a little way back from them.
Geni


De depressieve Ana wordt hier alvast gewaarschuwd voor flames* (digitale scheldpartijen), waaraan kennelijk ook ASD niet ontkomt. Het is inderdaad niet alleen sociale aardigheid wat de klok slaat op het Net. Mensen geven elkaar niet alleen informatie, tips en steun, ze bestoken elkaar ook met beledigingen, veroordelingen en pesterijen. Maar ook dat behoort tot het spul waar het sociale uit bestaat, waarmee sociale ordening tot stand komt.
Wie, zoals Postman en Zijderveld lijken te doen, het Internet beschouwt als een technisch netwerk van computers die informatie en amusement bieden, kan weinig anders zien dan informatie-overload en gebrek aan samenhang. Een wereld van beeldschermen, die slechts sociaal-culturele leegte weerspiegelen. Een wereld waarin de vraag 'wat hebben wij elkaar eigenlijk te vertellen?' alleen maar retorisch en cynisch kan zijn.
Maar wie het Internet primair opvat als een sociaal netwerk waarin mensen opereren, ziet iets heel anders. Die ziet mensen niet zielloos zappen maar hartstochtelijk op hun toetsenbord tikken. Die ziet een wereld van communicatie en interactie. Een wereld waarin de vraag 'wat hebben wij elkaar eigenlijk mede te delen?' serieus te beantwoorden is. In die wereld zijn samenhang en orde niet op voorhand gegeven; die moeten voortdurend worden gemaakt. Maar dat is dan ook precies wat mensen doen als zij elkaar dingen mededelen via het Net.
Wat dat betreft is het belangrijkste aan een Internet-computer het toetsenbord en niet zozeer het beeldscherm. Het beeldscherm is een weergavevenster; het toetsenbord is gereedschap - taalgereedschap, mededeelgereedschap. Met het toetsenbord kun je zinnen maken, ja, zin géven: betekenis en samenhang aanbrengen, of een gegeven betekenis bekritiseren.

De communicatiezondvloed: flames en trivialiteiten

Nu ziet die toetsenbordproductie er niet altijd even verheven uit. Wat hebben mensen elkaar mede te delen op het Net: vunzige hijgpraatjes, roddel over wat de president van Amerika heeft uitgehaald met een stagiaire, scheldpartijen op de politiek, buitenlanders en junks.
Neem een willekeurige flame uit de nieuwsgroep nl.politiek:

>>zeg, luilakken daar in den haag doe es wat aan die gore teringjunks en vieze illegalen in >>amsterdam

>Wààààààt ???? Waar ben je in godsnaam mee bezig ?!?!?!? Je praat over deze MENSEN alsof zij een soort chemische troep zijn...

Zeg, idioten in't groen, doe es wat aan die idiote hersenlozen die de cyberspace vervuilen!

>>ze blokkeren met drommen het uitzicht in de metrostations

>Uitzicht in de metrostations ??? Wat verwacht je daar ??? Een rustig landschap met wat koeien en schapen die erop grazen ??? Ga dan in Landsmeer wonen ofzo !

Volledig met je eens!

>>Centraal was echt een RAMP vanmiddag! ga toch eens kijken met je luie reet, kut-politici ! al >>was het maar om een idee te krijgen hoe erg het in korte tijd is geworden

HeB je plotseling na 20 jaar je ogen open gedaan of zo ? 1980 was een excellent junken-jaar in Amsterdam hoor!

>>van mij mogen er bommen gegooid worden op die tyfusjunks ze zijn toch nergens ooit meer >>goed voor anyway

Goed idee, jongen, daar wordt de wereld beter van! Wel eens een serieus gesprek met een junk gehad? Vaak intelligente en emotioneel gevoelige mensen, maar daar zou jij nix van weten natuurlijk (beide eigenschappen ontbreken)...


En anders zeuren en zwetsen ze wel in het wilde weg, over hun zwangere kat of hun nieuwe pantoffels, zoals in nl.eeuwig.september, een buurtkroegachtige Nederlandse nieuwsgroep over laten we het noemen 'het dagelijks leven':

Ik heb nieuwe pantoffels gekocht.
Het zijn hele grote witte kippen. Met gele pootjes aan de voorkant, krakkemikkige non-vleugeltjes - zoals het kippen betaamt - van opzij, een zwabberig staartje aan de achterkant en een gele snavel en een rode kuif op de kippekop. Ze zijn heel erg warm en hebben slipvaste zolen. De kippekoppen komen ongeveer tot halverwege mijn onderbenen.
Ik schaam mij vreselijk.
Maar het komt, ik kon er niets aan doen. De pantoffels waren in de aanbieding en ik wilde gewoon nieuwe zwarte spaanse, hele gewone zoals altijd. Maar die waren op, of uit - ik weet het niet - en er waren alleen van die hele ordinaire idiote beestenpantoffels.
Zonet belden de onderburen aan om gedag te zeggen wegens hun aanstaande verhuizing en ik wist niet hoe gauw ik de kippen uit moest trekken en onder het keukenkastje moest schoppen. Struikelvoetend op nylonkousen glibberde ik over het laminaat naar de voordeur en zei blozend hallo.
Ik ben ook heel bang dat de overburen het zien. Misschien moet ik toch maar eens gordijnen kopen.

Sterre


De kippensloffenposting is nog fraai van stijl en goed voor een glimlach, maar het moge duidelijk zijn dat niet elke toetsenbordmededeling bestaat uit een deftig, diepzinnig essay. Maar waarom toch scharen wij het praatje over het weer met de buurman en het gezellige telefoongesprek met een vriendin onder de noemer 'sociale contacten onderhouden' en wordt iets volstrekt vergelijkbaars op het Internet al gauw gezien als 'oppervlakkig geneuzel'? Het banale en triviale maakt nu eenmaal een substantieel bestanddeel uit van ons sociale en culturele leven, zowel offline* als online*. Zonder uiteenzetting met het triviale is er waarschijnlijk in het geheel geen sociale en culturele samenhang mogelijk.

De lezende en de zappende mens

Het ligt kennelijk niet voor de hand om het triviale die plaats te geven. Er is enerzijds een sterke neiging om het te onderschatten, het gewoon niet te zien; Emersons retorische vraag naar de zin van de telegraaf is daar een voorbeeld van. Anderzijds is er ook een sterke neiging tot overschatting, de neiging om alléén maar die triviale kant van media als tv en Internet te zien. Cultuurpessimistische techniekfilosofen signaleren onophoudelijk een algemene trivialisering, afstomping en verdisneylandisering van de cultuur, aangejaagd, nee veroorzaakt door de technologie.
Maar technologie-op-zich bestaat niet. Elke technologie die wordt gebruikt, is per definitie verankerd in een sociale infrastructuur, in een netwerk van mensen, dingen en instituties.
Misschien is de computer gewoon te jong om hem 'inclusief te denken', dat wil zeggen: in zijn sociale inbedding in zo'n netwerk. Want over een al langer bestaande technologie als de drukpers denken wij, gewone mensen en cultuurfilosofen, wél op die sociaal ingebedde manier. Hoe diffuus ook, wij hebben een beeld van de politiek-historische context van de drukwerktechnologie: Gutenberg, Luther, de bijbel voor het volk, humanisme, Verlichting, onderwijs, romans, kranten, greep krijgen op de wereld. En we hebben ook meteen een voorstelling van het sociaal-culturele gebruik van de drukpers: we denken dan niet zozeer aan drukken, maar aan alfabetisering. Het bijbehorende mensbeeld is dat van de geletterde mens: wijs, mondig, met een individuele verantwoordelijkheid, midden in de wereld staand.
De computer en zeker het Internet zijn alleszins vergelijkbaar met de drukpers als het gaat om de maatschappelijke en historische impact ervan. Ook hier gaat het om een herstructurering van de wereld, en ook hier gaat het om een vorm van alfabetisering, van lezen en schrijven.
Maar het is vooral het lezen dat nu de nadruk krijgt. En het beeldschermlezen heeft niet zo'n goede naam als het gewone lezen. Beeldschermlezen heeft het aura van vluchtig zappen over het Internet, plaatjes kijken en hier en daar iets triviaals of obsceens oppikken. Dit lezen bestaat uit staren naar een beeldscherm, met als overheersende uitstraling: non-informatie en informatieoverdaad. Het mensbeeld dat daarbij hoort is dat van de mens die zich suf surft langs steeds wisselende schermen en daar een leeg hoofd van krijgt. De homo zappens, rusteloos op zoek naar kortstondige kicks. (4)
Dit beeld van de beeldschermzapper miskent echter volstrekt de rol van het toetsenbord, van het feit dat mensen actief, met eigen gereedschap en bagage het Net opgaan. Het Internet is geen tv - geen mens zet de computer aan om eens te kijken wat er vanavond op het Net is. Uit elk onderzoek naar Internet-gebruik komt hetzelfde naar voren: mensen gebruiken het Net vooral voor e-mail, zowel privé als zakelijk. Op de tweede plaats komt het gericht zoeken naar informatie - volgens de rangorde: privé, werk, onderwijs, amusement en aankoopgedrag. (5) Pas als sluitstuk komt het surfen en snuffelen voor de lol: associatief klikken van de ene hyperlink* naar de andere, filmpjes bekijken, spelletjes doen, chatten.
En dan hebben we het nog niet eens over het feit dat je aan e-mailen en gericht informatie zoeken ook lol kunt beleven, en dat zomaar-voor-de-lol chatten en spelen waardevolle informatie kan opleveren. Trouwens, een beetje lol, mag het?
Het punt is: geen enkel mens is voortdurend uit op lol, ook die homo zappens niet. En geen enkel mens is voortdurend uit op wijsheid, ook de geletterde mens niet. Het getuigt van een 'drukwerkvooringenomenheid' om op de lezende mens zo veel wijsheid en inzicht te projecteren - terwijl deze echt niet alleen filosofische traktaten en literaire romans leest maar ook porno, strips en de folders van Albert Heijn. En andersom zoekt de surfende mens niet per definitie banaal tijdverdrijf; het kan evengoed gaan om levens- en zingevingsvragen.
In alt.religion.christian bijvoorbeeld stelt een gebruiker de aloude vraag naar het bestaan van het kwaad nog maar eens:

>ok. i have something i have to get straight before i read the other 900+ posts to this group. :) i >was under the impression that god was omniscient (all-knowing, for those who don't use big >words). are you saying that: 1) god didn't understand the problems inherent in allowing free >will; 2) god created the possibility for evil, thus creating evil itself; or 3) evil can exist without >free will?

The way I understand it is this:
* God fully understands that allowing free will meant the possibility of evil. Being outside time God also knew exactly what would happen.
* However God went ahead anyway 'cos He has another way of putting things back to rights.
on your third point: If we didn't have free will then we'd be forced to do God's will which is (by definition really) good. Evil cannot exist until you have a choice and use it to do the wrong thing.


Wat zoeken mensen op het Internet? Van alles: verstrooiing, kennis, inspiratie, tips, nieuws, zingeving, erkenning, herkenning. En niet zelden dat alles tegelijkertijd.
Het woord homo zappens doet geen recht aan die veelheid aan verlangens en intenties. Misschien kunnen we het beter hebben over de homo multiplexicus of de homo interacticus - dat doet de internettende mens in elk geval meer recht, zeker als deze tegenover de klassieke geletterde mens wordt gezet.
Wat internettende mensen elkaar in dat zoeken te vertellen hebben, ziet er inderdaad vaak uit als ruis en rommel. Maar wat de één gebeuzel of een flame noemt, is voor een ander een zinvolle overdenking of een gepassioneerde bijdrage. Bovendien hebben ruis en rommel net zo goed sociale effecten (zij het negatief: verzet, terechtwijzingen, sancties, uitsluiting) als constructieve bijdragen (bevestiging, beloning en insluiting). Het is precies de dynamiek daartussen die uiteindelijk een vorm van ordening produceert in de informatiechaos.
Een sociale ordening. En wellicht zelfs de culturele en transcendentale samenhang die Postman en Zijderveld zo missen.


© Uit: Marianne van den Boomen, Leven op het Net: De sociale betekenis van virtuele gemeenschappen
Amsterdam, Instituut voor Publiek en Politiek, 2000