© Uit: Marianne van den Boomen, Leven op het Net: De sociale betekenis van virtuele gemeenschappen
Amsterdam, Instituut voor Publiek en Politiek, 2000




4 CYBERBIOGRAFISCHE GEMEENSCHAPPEN

Virtuele gemeenschappen beginnen vaak als voortzetting van bestaande geobiografische gemeenschappen. De dynamiek van het open systeem kan echter ook virtuele culturen tot stand brengen die geen andere oorsprong lijken te hebben dan 'het Net zelf'. Er was niet eerst een bestaande gemeenschap die zich vervolgens ook online manifesteerde; er was eerst het Net, en van daaruit ontstonden gemeenschappen, bottom-up, door niks anders dan de digitale onderlinge interactie. Die interactie wordt weliswaar gevoed door geobiografische ervaringen en handelingen, maar het type gemeenschap dat hieruit ontstaat, is praktisch onmogelijk in real life.
Dit hoofdstuk beschrijft een aantal van die cyberbiografische gemeenschappen en gaat in op hun specifieke kenmerken. Ook deze gemeenschappen draaien om de culturele patronen van werk en kennis, steun en zelfhulp, politiek en actie, identiteit en organisatie, passie en spel - maar vooral: om alle virtueel mogelijke combinaties en kruisingen daartussen.

Open Source-cultuur: Linux

Neem de werk-en-passieculturen rond computers. Geeks*, hackers, softwarehobbyisten, webdesigners en andere computerliefhebbers vinden elkaar primair op het Net. De beruchte 'zelfreferentionaliteit' van het Internet - het feit dat veel content* gaat over computers, software en het Net zelf - roept samenwerkingsverbanden en gemeenschappen in het leven die alleen kunnen bestaan bij de gratie van het Net.
Linux is daar een sterk voorbeeld van. Linux is een gratis besturingssysteem voor pc's (een alternatief voor Ms-dos/Windows*), maar vooral een gemeenschap (www.linux.org). Een gemeenschap van zo'n honderdvijftigduizend vrijwilligers die werken aan de verdere ontwikkeling van de software. Een dergelijke socialenetwerkcapaciteit kan Microsoft, eigenaar van Windows, nooit opbrengen. Hier komen werk, kennisontwikkeling, ondersteuning, politiek, organisatie, productinnovatie en passie samen in wat de open-source-gelovigen zien als een tijdbom onder het Microsoft-imperium.
Op het Net kan één persoon een wereld van verschil maken. De Fin Linus Torvalds had in 1991 een eerste probeersel in elkaar geknutseld, en meldde dat bescheiden in een nieuwsgroep: 'Hello everybody out there. I'm doing a (free) operating system (just a hobby, won't be a big and professional) for 386 (486) AT clones.' (1) Hij vergiste zich: het zou wel heel groot worden, en zeker ook professioneel, al zou Linux sterk in het teken van hobby en liefhebberij blijven staan.
Torvalds zocht via het Net samenwerking en in 1994 verscheen de eerste werkbare versie van Linux, waaraan duizenden mensen inmiddels hun steentje hadden bijgedragen. In de broncode* zijn daarvan de sporen te vinden, in tussengevoegde commentaren als: './lib/vsprintf.c:9: * Wirzenius wrote this portably, Torvalds fucked it up :-).'
Linux is gebaseerd op Unix, het besturingssysteem waar zware Internet-computers aan universiteiten van oudsher op draaien. Linux is in feite Unix voor gewone pc's. Unix kon vrij vertimmerd worden doordat het deels publiek bezit was - ontwikkeld, verbouwd en verbeterd in academische systeembeheergemeenschappen. Maar Linux ontstond niet in zo'n professionele gemeenschap; Linux ontstond op het Net.
Torvalds wilde principieel dat Linux vrij verkrijgbaar, vrij kopieerbaar en vrij verbouwbaar zou zijn, zonder dat iemand zich de eigendomsrechten kon toe-eigenen. Het idee van public domain-software* voor gewone computers was niet nieuw. Het bestond al langer in de computerhobbygemeenschappen rond BBS'en (bulletin board systems*) en het oer-Internet. Eenvoudige toepassingen werden daar vaak gratis verspreid, zonder copyrights. Sinds de publieke doorbraak van het Internet in de jaren negentig worden ook veel complexe systemen gratis aangeboden: besturingssystemen, webbrowsers, webforascripts, tekstverwerkers et cetera. Overigens niet altijd zonder private eigendomsrechten en copyrights; veel gratis software mag je wel gebruiken, maar niet verbouwen.
Het bleek voor sommige ondernemingen een groeistrategie te zijn. Het bedrijf Netscape begon in 1994 zijn webbrowser Netscape Navigator gratis te verspreiden, zette daarmee een standaard en werd groot door de aanzuigende werking ervan op de verkoop van andere Netscape-software. Microsoft kon niet achterblijven en begon prompt ook zijn browser Internet Explorer vrij weg te geven. De browseroorlog tussen Netscape en Microsoft is inmiddels gewonnen door Microsoft, die de Explorer inbouwde in elke Windows-computer die over de toonbank ging. Deze weggeefstrategie stond echter geheel in het teken van het vestigen van een bedrijfsmonopolie.
Torvalds en de Linux-gemeenschap wilden geen privaat monopolie maar juist collectieve eigendom. Zonder formele bescherming is dat niet te handhaven in een open systeem waar ook de commercie toegang heeft. Licenties waren dus nodig, maar geen licenties gebaseerd op copyright maar op copyleft, zoals het is gaan heten. Een en ander is geregeld in de General Public Licence (GPL), een licentieovereenkomst waarin gebruikers zich verplichten verbeteringen die zij aanbrengen in de broncode weer terug te laten vloeien in het publieke domein. Het leidde tot een heuse politiek-ideologische beweging, de Open Source Movement (met de nodige schisma's en afsplitsingen in bijvoorbeeld de Free Software Foundation), die pleit voor het opengooien van de broncode van alle software ten behoeve van collectieve bewerking en verbetering.

Dorp of stad

Er zijn duizenden lokale Linux-gebruikersgroepen, van Noorwegen tot China, van Bangladesh tot Kirgizië. De gebruikers zijn vaak tegelijkertijd actieve producenten/programmeurs. Voortdurend reviseren zij de broncode, met als resultaat een besturingssysteem dat een stuk stabieler is dan Windows. Om Linux te installeren en aan de praat te krijgen moet je wel een gepassioneerd computerliefhebber zijn, al zijn er tegenwoordig ook gebruikersvriendelijke pakketten (inclusief handleidingen en helpdeskservice) te koop. Voor het tot een handzaam pakket maken mag men dus wel geld vragen, voor de software op zich niet. En ook deze commerciële pakketten geven, conform de GPL, de broncode erbij.
In de tientallen Linux-nieuwsgroepen bestoken gebruikers elkaar met vragen, oplossingen en nieuwe ideeën. Ook de Linux-mythologie die inmiddels is ontstaan, komt er aan de orde. In comp.os.linux.advocacy bijvoorbeeld, compleet met de klassieke gemeenschapsmetaforen van het dorp en de stad:

>I respect Linux programmers for this. They're clean. The proof is their self-motivation. Linux is >good.

Again, it would be nice if the myth that Linux was created by a bunch of altruistic college students who are doing community service before they join the Peace Corps. Unfortunately, it isn't true.
Most Linux programmers are actually UNIX programmers. They are systems administrators, systems programmers, and consultants who needed to solve a production problem as quickly as possible. They couldn't get what they needed from Microsoft or another commercial source so they whipped up a hack.
Then they put it into GPL. Other administrators and consultants used the hack, added features, and linked it to interfaces, and bundled it with other overdressed hacks. About 80% of the "Linux Distribution" is essentially code that was whipped up to solve a problem, contributed, enhanced (often on a weekly or monthly basis), tested - usually under production conditions, and then published.

>Linux is like a village, and Windows a city. The village is small, less population, neat crowd, less >sins. The city is huge, populated, bad elements (crime), sinful. The vllage is not open to >everyone, and it's hard to live in the village. The city is open, anyone can come and stay, and >life's a luxury there. The village is poor, but happy. The city is rich, but sad.

It's both. If you come to the village, abide by their rules, and do your share, you can be as comfortable as anyone else in the village. If you break any of their laws, even those you may not know or understand, or you don't do your share, they will kill you. If you contaminate the water, or eat the seed grain, the entire village will starve. If you bring in diseases, there are no doctors, everyone will die.
In the city, there are laws. They are posted on signs, even if you break them, you mostly risk your own life. If you ignore the stop sign, the car may hit you, but the doctor may be able to heal you.

Dorp of stad, of een mix ervan - Linux vormt hoe dan ook een virtuele gemeenschap die slechts op en door het Internet kon ontstaan. Het is onmogelijk om op zo'n grote schaal onbetaald samen te werken aan hetzelfde product zonder Internet-communicatie. En niet te vergeten: zonder de expliciete norm van het terugvloeien in het publieke domein.
In Linux zijn alle 'ideologische effecten' te ontwaren die Internet-goeroes toeschrijven aan de netwerktechnologie op zich: onthiërarchisering, decentralisering en ontmonopolisering; samenwerking, feedback en collectivering; schaalvergroting, robuustheid en kwaliteitstoename. Maar deze dingen ontspruiten niet 'automagisch' aan de technologie op zich; ze komen voort uit de sociale inbedding ervan, uit wat mensen er mee doen. Dat bestaat vooral uit een herschikking van de verhouding tussen het publieke en het private. Private gedachten en dromen over een fraai besturingssysteem worden publiek gemaakt, gedeeld met 'vreemden', en daaruit kan een nieuw publiek domein ontstaan, al dan niet formeel gereguleerd.
In Open Source-gemeenschappen bestaat die herschikking zelfs uit een omkering. Terwijl in het echte leven het open systeem van de vrije markt het private bevoorrecht boven het publieke, stimuleert het open systeem van de broncode juist het publieke en remt het de privatisering. Frappant genoeg gebeurt dat met dezelfde formele middelen; licenties kunnen zowel het private als het publieke eigendom beschermen.

Identiteitsparadox: Webgrrls

Ook de Webgrrls vormen een 'Net-geboren' werk-en-passiegemeenschap rond computers. De Webgrrls zijn op zich niks anders dan een mailinglist voor vrouwen over computers en Internet. Heel algemeen, ze werken niet aan een concreet product als Linux, ze houden zich bezig met zeer uiteenlopende kwesties en activiteiten: de eigen computer 'eronder krijgen', een persoonlijke homepage maken, e-commerce bedrijven, computeronderwijsprojecten coördineren et cetera. De mailinglist blijkt een sterk bindmiddel. De Nederlandse Webgrrls-lijst is al jaren goed voor vijftig tot honderd berichten per dag en dat is erg druk voor een mailinglist.
Ligt dat aan de noemer 'grrls', c.q. vrouwen? De Webgrrls zelf zijn er niet uit, de discussie 'wat het nu eigenlijk uitmaakt, man of vrouw' laait om de paar maanden weer op. De meesten houden het erop dat het er weinig toe doet, maar dat de Webgrrls-lijst vooral moet blijven zoals-ie is. Oftewel: een lijst voor vrouwen die sekse een raar keurslijf vinden, maar zich wel op die noemer organiseren.
Dat is natuurlijk een paradox. Het ziet er dan ook naar uit dat 'Webgrrl' een cyberbiografische identiteit is, een identiteit die alleen maar op het Net kan ontstaan. Op een mailinglist kun je immers een oogje dichtknijpen voor de paradox - sekse dringt zich daar niet onontkoombaar, zichtbaar en permanent op. De Webgrrls waren ook niet eerst een vrouwenclub die vervolgens bedacht dat er een special interest-groep rond computers moest komen. Veel Webgrrls moeten weinig hebben van vrouwengroepen in het algemeen en nog minder van feminisme - al is ook dat thema altijd goed voor pittige discussies.
Maar Webgrrls, dat is iets heel anders. Meisjes zijn het niet - Webgrrls variëren in leeftijd van zestien jaar tot boven de zeventig. Vrouwen - het zal wel, maar niemand die het op voorhand controleert. De grommende rr'en laten in elk geval zien dat de grrls geen doetjes zijn. De dubbele r is bovendien handig om zich te onderscheiden van de andere 'girls' op het Internet, die hun vrouwelijkheid letterlijk zichtbaar maken.
Webgrrls International (www.webgrrls.com) is ontstaan in New York, op initiatief van Aliza Sherman. Er zijn intussen in zo'n tachtig landen autonome lokale afdelingen (al staat die autonomie op de tocht: Sherman heeft van Webgrrls een gedeponeerd handelsmerk gemaakt en wil contributie vragen van de lokale afdelingen). De Nederlandse Webgrrls zijn met zo'n 4000 leden een van de grootste afdelingen.
Het hart van Webgrrls NL wordt gevormd door de algemene Webgrrls-NL-mailinglist. Maar een hart alleen bleek niet genoeg - naast een website (www.webgrrls.nl) zijn er in de loop der tijd vele nieuwe mailinglists ontstaan onder de paraplu van de Webgrrls: Press-grrls (over journalistiek), IT-grrls (professionals en nerds), Boek-grrls (over boeken), Look-grrls (over tv en film), Grrlies (jonge meiden) en KO-grrls (kleine ondernemers). Bovendien is er nog een aparte Webgrrls-chat-lijst voor niet-computergerelateerde praatjes en persoonlijke ontboezemingen, een Denktank-lijst voor bestuurskwesties en een Adhoc-lijst voor afspraken, cursussen, borrels en andere real life-ontmoetingen.
Al die mailinglists bij elkaar zorgen voor een bloeiend gemeenschapsleven. Hier worden niet alleen kennis, ervaringen en tips uitgewisseld, maar ook freelanceklussen, voorbeeldcontracten en computerbestanden. En soms jonge katjes, afgeschreven pc's of afwasmachines.
De onderwerpen op de lijsten kunnen variëren van werkervaringen en hoe-krijg-ik-mijn-ouders-online tot spelletjesverslavingen en het Montignac-dieet. Het hoofdonderwerp blijft evenwel 'computers en Internet'. Uiteraard is dat vaak technisch - Windows-registry's, netwerkconfiguraties, javascript*, HTML - maar op de Webgrrls-lijst blijkt een technisch probleem zelden alleen te komen. Problemen hebben vaak te maken met systeembeheerders en budgetten op je werkplek, met wat politiek Den Haag heeft bedacht over computers in het onderwijs, met arrogante nitwits in computerwinkels, met hilarische handleidingen. Of met hoe je lief of je kinderen met je computer omgaan:

>Ik heb gedaan wat ik moest doen, dus voor de Webgrrlslijst geen html opmaak aangevinkt in >het adresboek, ik kan de hele outlook (nog) niet zo instellen want dan krijg ik ruzie met de >kinderen die wel opgemaakte tekst mailen.

Ruzie met de kinderen??? Hebben bij jou thuis de kinderen het dan voor het zeggen? Waarom laat je je kinderen niet zien dat als ze een mailtje willen verzenden, dat ze dan in dat mailtje kunnen aanklikken dat het in html moet.
Nog een beter idee: Stel verschillende gebruikersprofielen in, dan heeft ieder z'n "eigen" Outlook Express en kan dat instellen zoals-ie zelf wil.
Bovendien kun je dan ook niet meer zomaar elkaars mail lezen.


Hier wordt duidelijk hoe een computerkwestie is ingebed in een sociale situatie. Zo'n benadering is zeker niet de enig mogelijke bij de Webgrrls en ze komt ook elders in computer-angehauchte gemeenschappen voor - en toch is dit in zekere zin specifiek voor de Webgrrls. De sfeer op de lijst is expliciet uitnodigend voor een eigen definitie van een kwestie: 'Er bestaan geen domme vragen' is het Webgrrls-NL-credo. En een eigen definitie laat al gauw iets zien van een persoonlijke en sociale context.
Ook dit is te zien als een cyberbiografische herschikking van het publieke en het private. Het private wordt publiek gemaakt - niet alleen in de zin van 'in het openbaar verteld', maar ook in de zin van gekoppeld aan een publiek debat. Het is deze dynamiek van gelijktijdige publieke en private kennisvergroting die virtuele gemeenschappen van hun culturele kapitaal voorziet.

De moraal van de Viva

Door de uitnodigende sfeer kent de Webgrrls-mailinglist weinig flames. De deelneemsters ervaren de lijst, zeker in vergelijking met andere technische lijsten, als zeer ondersteunend en vriendelijk, soms als een vriendinnenclub. Slechts nu en dan gaat het er heftig toe - vooral over 'media en moraal' en over 'keurslijfidentiteiten' als jong-oud of lesbisch-hetero. Onderstaande fragmenten komen uit een dagenlang woedende thread naar aanleiding van het feit dat de Viva om een interview had gevraagd met een paar 'jonge en leuke Webgrrls'. De eerste reacties waren in de trant van: 'Alsof je niet leuk kunt zijn als je ouder bent!' Waarop weer reacties kwamen als:

Ik vind het een beetje raar dat iedereen zich ineens aangesproken gaat voelen. Zelf ben ik 18 en ik voel me toch ook niet aangesproken. En zowiezo als je je aangesproken voelt omdat je bv niet leuk bent. Wie heeft dat dan tegen jullie beweerd. Ga niet gelijk zo frustie doen...
Selma

=====

Ik ben van mening dat het fysiek onmogelijk is, dat een 18-jarige net zoveel levenservaring heeft als een 30-jarige. Meestal zijn je gevoelens en meningen op 18 jarige leeftijd ook anders dan als je 40 bent. De felle reactie op jong en hip van 'enkelen' onder ons, is misschien voor een jongere moeilijk te begrijpen.
Dora

=====

>Nou wil ik me er toch ook wel even tegen aan bemoeien. Ik denk dat Selma zich ergert aan de frustratie die gelijk om de hoek komt kijken van een aantal webgrrls die zich daar niet bij voelen horen. Omdat ze niet 'leuk' zijn of niet jong. Nou en? Dan ben jij blijkbaar niet de Viva doelgroep.
Persoonlijk vind ik de opmerkingen van Dora bijzonder discriminerend en neerbuigend t.o.v. jonge vrouwen. En aangezien het hier iemand van de Webgrrls beftreft, waar ik wel bijhoor en wil horen, vind ik het wel waard om hier over te discussieren...maar misschien is de chatlist daar een betere plek voor.

voorlopig nog lang niet hoor; dit is een relevant gesprek over vrouwen en de maatschappij; dit soort discussies is hier altijd zeer op zijn plaats geweest.
wat ik een sterk argument vond van Ellen: juist op het net spelen de leeftijden niet. je treft iemand op een lijst (hier bv) en die blijkt zowel kwa leeftijd als kwa hip heel anders te zijn dan je gedacht had. dan is het zonde om in de presentatie in de gewone media wel weer op de stereotypen terug te vallen.

=====

Ik kan me goed voorstellen, dat veel vrouwen die niet tot de doelgroep behoren zich niet kunnen identificeren met de Viva. Maar kunnen jullie dat wel met Margriet of Libelle? Staan jullie de hele dag koekjes te bakken? Mandjes met tuinbolletjes te vullen? Nee toch? Waarom storen jullie je wel aan het beeld dat Viva uitdraagt? Jullie denken toch niet werkelijk, dat alle jonge vrouwen, gekleed in superstrakke glimjurkjes met zilverglitter boven de ogen, door het leven rennen.
En over promotiekansen gesproken. Ik ken meer vrouwen van 45 jaar of ouder die het gemaakt hebben, dan jonge vrouwen. Ik zit in het onderwijs en ik ben nog nooit een jonge vrouw tegengekomen in het kader. Of ja, eentje. Zij wist het op haar 29e te schoppen tot coördinatrice van de Havo. Maar zij is vakkundig onderuit gehaald door enkele vrouwen uit het kader (45+). Zij had namelijk het lef om zwanger te worden. Moraal van dit verhaal: waarom steunen wij vrouwen elkaar niet? Volgens mij zijn oudere mannen veel minder kritisch naar jonge mannen.

=====

Sabine schreef:
>Gaaaap

Beste Sabine,
Ik lees nu al een aantal malen vreemde (onaardige?) korte opmerkingen van jou. Ik ken je niet (ben je nieuw bij de webgrrls?), maar ik wil je toch zeggen, dat ik je manier van reageren niet vriendelijk vind.


Zo'n draad waaiert alle kanten op, in een mix van persoonlijke en sociale argumenten. Deze manier van het private publiek maken lijkt een echo van het oude credo van de vrouwenbeweging, 'het persoonlijke is politiek'. De lijst doet sommige oudere feministen dan ook denken aan de hoogtijdagen van het feminisme, al ontbreekt elke poging tot het formuleren van een politieke ideologie.

Mediaguerrilla: Luther Blissett

Expliciete politieke ideologieën kennen overigens wel degelijk hun cyberbiografische varianten. Activisme drijft per definitie op mediagebruik. Pamfletten, boeken, tijdschriften en radiozenders, een plek veroveren in het tv-nieuws van het establishment - het zijn tactische middelen om informatie te verspreiden, mensen te mobiliseren en een organisatie op te bouwen. En tegenwoordig horen daar ook e-mail, mailinglists en websites bij.
Op het Net kan dat verder gaan dan een zuiver instrumenteel gebruik. Media zijn dan niet alleen een middel waarmee de strijd wordt gevoerd, maar tevens het strijdtoneel zelf. Het publieke wordt politiek gemaakt.
Neem bijvoorbeeld Luther Blissett (www.LutherBlissett.net). Op het web presenteert deze 'persoon' c.q. dit project zich als volgt:

LUTHER BLISSETT PROJECT
a myzopoetic on-line guide

ze ongoing self-historification. ze baffling creation myzs.
ze amasing media pranks. ze incredible amount of press coverage.
Dosens of texts and several useful pics.
You are invited to adopt the "Luther Blissett" multi-use name
for communication guerrilla warfare, hacktivism,
sivil disobediense (electronic and not) and radical myzopoesis


Wat is dit? Zelf-historicering, mytheproductie, mediagrappen, communicatieguerrilla... En iedereen kan de naam Luther Blissett gebruiken voor allerhande vormen van burgerlijke ongehoorzaamheid? Inderdaad.
Luther Blissett is een typische Internet-constructie. Een publiek lichaam met private eigenschappen, een collectieve meervoudige persoonlijkheid, een ongrijpbaar pseudoniem waarachter telkens andere mensen kunnen zitten. Een pseudoniem dat niettemin daadwerkelijk kan handelen, met een eigen gezicht. Ongecoördineerd, ongepland, waar ook ter wereld, al opereert Luther Blissett het meest in Italië. Daar is hij ook ontstaan in 1995, uit de gedesillusioneerde maar niettemin vrolijke resten van de autonome beweging.
Luther Blissetts songtekst Mind Invaders geeft in een notendop het 'politieke programma' weer: (2)

My name is your name
Without names everybody is free
One name for the whole world
One name for the music
United, united, so much united
that we don't even have names
If they don't recognize us
they won't emprison us
If they can't distinguish us,
they won't knock us down
you are me, I am you
without name everybody's free
I am nobody, you are nobody
like Ulysses vs. the Cyclop
if I am nothing I'll be free
if you are nothing you'll be free

De naam Luther Blissett is willekeurig, al is die geleend van een voetballer. Wat kun je doen met een gedeelde naam? Luther Blissett schrijft boeken en traktaten, beheert websites, duikt op op internationale serieuze mailinglists over politiek en kunst, presenteert en verstoort theatervoorstellingen, maakt cd's, verschijnt in tv-programma's en boekpromotiebijeenkomsten - om daar vervolgens een stand-up-comedian-act af te steken over de oorlog in Kosovo.

Copyleft-bestseller

Het pseudoniem heeft heel wat mediahypes en -opschudding veroorzaakt. En niet alleen met gemakkelijke snelle acties: Luther Blissett schreef de roman Q, een turf van zo'n zevenhonderd pagina's, uitgebracht door de gerenommeerde uitgeverij Einaudi. Q is een Umberto Eco-achtig verhaal dat zich afspeelt ten tijde van de zestiende-eeuwse godsdienstoorlogen. Het geheel is een ironische allegorie over de idealen van de jaren zestig/zeventig en hoe die uiteindelijk doodliepen in fanatisme en geweld. De roman werd een gigantische bestseller - terwijl het een copyleft- in plaats van een copyright-bescherming had - compleet met buitenlandse vertalingen. Het marktsucces en de mediahype waren weer goed voor talloze acties tegen het fenomeen van auteurhyping.
Luther Blissett schreef ook Nemici dello Stato (Enemies of the State: Criminals, 'Monsters' and Special Laws in the Society of Control), een politiek traktaat van driehonderd bladzijden met een klassieke links-autonome signatuur. Heel anders dan het werk Lasciate Che I Bimbi (Let the Children: 'Pedophilia' as a Pretext for a Witch Hunt). Dit werk is ook in linkse kringen controversieel; velen vroegen zich af of de 'pedo-lobby' zich de naam Luther Blissett had eigengemaakt.
Dat krijg je natuurlijk als een pseudoniem door iedereen gebruikt kan worden. Er bestaan ook ordinaire pornowebsites met de naam Luther Blissett, en een keurig managerstijdschrift ondertekende eens alle boekbesprekingen met Luther Blissett. Er is geen enkele controle op de vormen van hacktivisme en burgerlijke ongehoorzaamheid die mensen met het pseudoniem uithalen. Geen Politbureau, geen voorhoede die de lijn uitstippelt. Het is ongetwijfeld wel eens slikken geweest voor de 'oorspronkelijke' Luther Blissett-mensen, maar nooit hebben zij afstand genomen van welke Blissett-actie dan ook.
Alle acties en media-ingrepen staan broederlijk naast elkaar. De Luther-Blissett-cd - een open pop star-project via het Internet - naast de radicale lokale actie Holy Child. Laatstgenoemde actie was een mediamieke beeldenstorm: op vier plaatsen in Italië werden Mariabeelden ontdaan van het kindje Jezus, met achterlating van een briefje van de ontvoerders: als de katholieke kerk niet acuut zijn geld aan de armen zou geven, zou het slecht aflopen met de Jezus-baby's. Was getekend: Luther Blissett. En nee, natuurlijk leidde het spoor niet naar de vier inmiddels wel bij hun eigen naam bekende auteurs van Q.
Hoewel Luther Blissett zeker niet alleen op het Internet bestaat, is dit een typische cyberbiografische identiteit. De toe-eigening van andere media en real life-acties maakt daar onlosmakelijk deel van uit. Niet alleen omdat op het Net alles weer samenkomt en wordt verwerkt en becommentarieerd, vooral omdat alleen vanaf het Net zo'n pseudoniem collectief valt te 'coördineren'.
Luther Blissett heeft overigens per 1 januari 2000 'seppuku' aangekondigd - een soort zelfmoord die nieuw leven mogelijk moet maken:

Luther Blissett is a name that anybody can keep adopting also after next New year's Day. There are countries where the fight has just begun, and we surely hope it goes on. Seppuku is our suggestion for those who have used the name for at least the past five years, so that they look for new styles of this martial art, and let the 'newcomers' free to develop their own plans. Thanks to the Seppuku, 'Luther Blissett' will go through different rebirths, all of them disengaged from the strict adoption of a name, for a name cannot help producing an identity. Whether this identity is singular or collective, real or virtual, historical or mythological is certainly not without consequences, but after a while it become something you need to get rid of.

Netkritiek: Nettime

Er zijn meer politieke (inter)actievormen die alleen op het Net mogelijk zijn. 'Collaborative text filtering' bijvoorbeeld, zoals de mailinglist Nettime haar activiteiten omschrijft in het collectieve boek Readme! (3): 'What is Nettime? A saloon? Journal? Bulletin board? Billboard? Web archive? Community? System? Soapbox? Warehouse? Parasite? Real time oral history? Bitbucket? An invisible dictatorship? A typing pool? All those and more. It's a collective subjectivity with no fixed identity, made up of the people who come and go from the Nettime list, who contribute more or less to its characteristic ideas and expressions.'
Nettime is te omschrijven een essayistische mailinglist voor Net-kritiek, met bijdragen over Net-culturen, politieke economie, media- en hype-analyse. Toch doet dat de dynamiek tekort. Nettime is niet alleen een virtueel publiek podium maar ook een mobiel laboratorium, met als doel 'an attempt to formulate an international, networked discourse', ergens tussen de polen van de euforie en het cynisme rond het Net in.
Nettime vormt zowel online als offline een netwerk van over de hele wereld verspreide activisten, kunstenaars en intellectuelen. Real life-bijeenkomsten vinden plaats in de marge of het centrum van grote internationale conferenties als Next Five Minutes en Ars Electronica, maar ook tijdens kleinere festivals, kampen en evenementen. Locaties van samenkomst variëren van Amsterdam en New York tot Budapest en Ljubljana. Het zelforganiserende sociale netwerk vormt weer de broedplaats van allerhande autonome lokale clubjes, bureautjes, tijdelijke laboratoria en actiegroepen. Zoals bijvoorbeeld het idee van Temporary Media Labs, een poging om 'virtual space' te verbinden met 'meetspace':

The idea of a tmp\ media lab, situated within an existing event, museum, or similar institution originates from dissatisfaction with the current forms that presentations of media projects typically take during conferences and other public events. Exhibiting webpages still does not make much sense: their lively, layered complexity gets lost. Even the interactive installation is not the proper medium to express net.works. In previous years much has been done to introduce new media to an ever-growing audience. But the networks themselves, their mysterious and seductive aspects, remained invisible. It is hard to represent or even visualize what is actually happening on a mailinglist, a newsgroup, a chatroom. Demo-design can give us a clue, but it remains soulless, empty and too easily turns flows and exchanges into dead information. Now that the varieties of virtual communities are growing, it is no longer enough to merely announce their existence. People demand substance--not only outsiders but, most of all, the members of the groups themselves.
The best way to speed up the process of production is to meet in real space, to confront the loose, virtual connections, to engage in the complex and messy circumstances of real time-space, and present the audience (and possible future participants) with actual outcomes. And then go back again, in scattered places, on-line.

In haar pogingen tot herschikking van het private en het publieke experimenteert Nettime expliciet met nieuwe vormen van publiek domein. Nieuwe vormen die wortelen in zowel lokale geografische als globale virtuele netwerken, en die een plek bieden voor zowel geopolitieke kwesties (illegalenkampen tussen Polen en Duitsland, de Kosovo-oorlog) als cyberpolitieke kwesties (de net.art*-acties tegen de commercie, het ondemocratische beheer van Internet-domeinnamen). In de praktijk van de mailinglist betekent dit tevens een nevenschikking van degelijke analyses en artistieke verstoringen, van zware debatten en lichtvoetige humor.
Het private waaraan Nettime zijn input ontleent, is meestal niet huiselijk-intiem; het ligt eerder in de orde van persoonlijke impressies van een conferentie of Net-rel, of - iets heftiger - de directe verslaggeving vanuit de schuilkelders in Belgrado. Maar ook hier wordt het private publiek gemaakt en opgenomen in een collectieve cyberbiografie, in een poging het te ontdoen van zijn machteloosheid en isolement.

Subcultuur: fanfiction

Zo'n welbewuste politiek-culturele herschikking van het publieke en het private lijkt geheel afwezig aan de andere kant van het virtuele gemeenschapsspectrum: de kant van de spel-, hobby- en passieculturen. Het lijkt hier geheel te gaan om de uitleving van privaat plezier en genoegen. Toch is ook hier een herordening van het publieke aan de orde. En ook hier bestaan cyberbiografische gemeenschappen die hun herordeningsdynamiek geheel aan het Net ontlenen.
Neem bijvoorbeeld de virtuele fangemeenschappen, die een enorme boom hebben doorgemaakt sinds de opkomst van het Internet. Fanculturen bestonden natuurlijk al langer, los van het Net - bijeengehouden met clubs, festivals en fanzines. Het Internet bracht echter de mogelijkheid van een permanent publiek podium. Gecombineerd met de do it yourself-cultuur vormt dat een voedingsbodem voor de meest bizarre fangemeenschappen, niet alleen rond populaire mediasterren, ook van bibliofielen en antiekekaartenverzamelaars. Fansites en -fora vormen wereldwijde platforms en markten voor fan-content: aankondigingen, foto's, video- en audio-opnames, T-shirts, informatie, roddel, commentaar en metacommentaar. De online manifestaties van fanculturen overvleugelen inmiddels geheel de offline organisatievormen.
Een speciale positie wordt daarbij ingenomen door de sciencefictionfanculturen. Die hebben een extra sterk met het Net verknoopte biografie. Zo was de SF lovers-mailinglist een van de allereerste mailinglists op het oer-Internet van de jaren zeventig. De defensiespecialisten en wetenschappers die toen van het Net gebruikmaakten, hadden ongetwijfeld op basis van hun dagelijkse werk een fascinatie voor de fictie over wetenschap, techniek, oorlog en sociale ordening. Die liefde bleek echter niet voorbehouden aan professionele oer-Internet-gebruikers. Sciencefiction is nog altijd prominent aanwezig op het Net, met bloeiende gemeenschappen van Star Wars Fans (www.swfans.net), Trekkies (Star Trek-fans, members.aol.com/treknexus) en X-Philes (X-Files-fans, www.thex-philes.com).
Binnen sciencefictionculturen is bovendien een geheel nieuw fictiegenre tot ontwikkeling gekomen: fanfiction*, het schrijven van alternatieve plots en verwikkelingen rond de bestaande personages. Op zich kan fanfiction ook buiten het Net bestaan, als privé-hobby of als rubriek in een fanzine. Als wijdverbreid genre, compleet met cursussen en handleidingen, kon het echter alleen cyberbiografisch vorm krijgen. Dat heeft zowel te maken met infrastructurele Net-factoren (grootschalige distributie, hyperlinks, webrings, interactie en samenwerking) als met de inhoudelijke kenmerken van populaire sciencefiction als Star Trek, Star Wars en The X-Files. Deze series bevatten alle elementen die in het algemeen populair zijn op het Net: buitenaardse en paranormale verschijnselen, complottheorieën, wetenschap en technologie, familie- en relatiedrama.
De allereerste fanfiction kwam voort uit de Star Wars-scene - de fans moesten indertijd zo lang wachten op een volgende film dat ze zelf maar wat gingen verzinnen. Hoewel het genre nog altijd het meest wordt beoefend door fans van Star Wars, Star Trek en The X-Files, is het allang niet meer voorbehouden aan SF-series. Rond vrijwel elke populaire tv-serie (General Hospital, Xena, Pokémon) of film (naast natuurlijk The Matrix ook The Lion King en James Bond) en zelfs rond romans en theaterstukken bestaat inmiddels serieuze, ironische dan wel seksueel ondeugende fanfiction. (4) En natuurlijk zijn er de nodige cross-overs tussen verschillende genres en series. Star Trek meets Teletubbies bijvoorbeeld:

"Are you telling us," inquired Janeway, "that you walked around on a planet with no atmosphere, without spacesuits?" They nodded.
"There is a wormhole occupied by an alien form known as the Teletubbies From Space. Once you get past them you're home free; Earth is right in front of you when you get out of it, and you'll have made it home."

"All hands red alert," shouted Janeway, "everyone to battle stations, brace yourselves for evasive maneuvers. All hands, this is the captain; I know with aliens we let them into our ship with almost no question asked, but this is a human, and we can't take any chances! Code red, all off duty personnel report, look both ways before crossing the street! Stop, drop, and roll!"

Suddenly, a ship of several dozen different colored creatures, all with antenna on their heads and small rectangles in their bellies, appeared in front of them. "E'o," spoke one of them, the voice coming over their radio, "oo a oo."
"What's wrong, the universal translators don't work," fretted B'Elanna.
"How convenient," noted Kim, as he scanned the voice into his tricorder.
Seven elaborated. "If that was their actual speech, it would have been modified by a nuocutaneous, dermal microaction in the glottal reagion of their larnyxes."
A large ball came firing from the alien ship. "They're firing their weapons at us!"


Mensen creëren fanfiction natuurlijk in de eerste plaats voor de lol. Niettemin belichaamt fanfiction een creatieve cyberbiografische herordening van het private en het publieke. Het publieke - populaire cultuur - wordt privaat gerecycled en weer teruggeven aan het publieke domein.

Tekstspel: Muds

Een ander voorbeeld van fictie- en gemeenschapsproductie die alleen maar op het Net kan plaatsvinden, vormen de Multi User Domains, muds. (5) Muds zijn ontstaan als online tekstversies van role playing games, maar de strikte kaders van de adventure-spelregels hebben in de loop der tijd plaatsgemaakt voor het sociale 'spel' dat ontstaat uit de interactie op zich. Muds zijn dan ook eerder te zien als text playing environments waarin het publieke en het private wordt geherordend, dan als role playing games waarin de personages zich moeten houden aan hun voorgeschreven rol.
De tekstomgeving is samengesteld uit persoonlijke ruimte- en personageomschrijvingen plus publieke objecten. De conversatie lijkt op die binnen IRC-kanalen en chatrooms, maar de mud-software maakt het mogelijk die te larderen met handelingsbeschrijvingen en vormen van emoting* (uitingskwalificaties als 'zucht', 'grinnikt', 'mompelt' et cetera). Een mud-scène neemt daardoor de gedaante aan van verhalend proza, terwijl IRC-kanalen en chatrooms alleen dialogen en polylogen kennen.
Dat leidt niet per definitie tot zuivere fantasiewerelden en het totaal achter zich laten van geobiografische identiteiten. Integendeel, de mud-technologie wordt bij uitstek gebruikt om het particuliere dagelijks leven te problematiseren. Niet zelden op een wijze die in het echte leven onmogelijk is, zoals blijkt uit onderstaand fragment. Hierin ontvangt een dove man bezoekers in zijn virtuele kamer, 'Inspiratie' genaamd. De scène speelde zich af in de Metro, de mud van De Digitale Stad. (6)

-----------------------------------------------------------------------------
Inspiratie: de virtuele kamer van Sign
Geen oeverloos geouwehoer, dit is gewoon MIJN kamertje...
Welkom...
------------------------------------------------------------------------------
Sign en Bertha zijn hier.
"Hoi Poppy! We bespreken net uitgebreid mijn doofheid," roept Sign terwijl hij de dames van een glaasje uitmuntende wijn voorziet. Vervolgens doet hij de deur van inspiratie ff op slot.
Na een uitbundige begroeting leunt Poppy genoeglijk achterover, nipt van haar glas en luistert.
Bertha vraagt aan Sign: "Is jouw doofheid eigenlijk erfelijk?"
Sign antwoordt: "Nee, dat niet, ze weten juist niet waaraan het ligt. Ik ben de enige in de familie en werd pas op latere leeftijd doof."
"Ben je dan niet doof vanaf je geboorte?" denkt Bertha hardop.
Sign legt uit: "Vanaf mijn achste. Het is progressief, een mooi woord voor iets lelijks. Het wordt dus steeds erger en erger, mijn gehoor sterft dus langzaam af ;-)"
"Maar... betekent dat dat je stokdoof zult worden?" mompelt Poppy
Bertha zucht "..."
Sign grinnikt: "er valt niet veel meer te verliezen, hoor. Ik hoor nog maar 10% van wat jij hoort."

Muds hebben een grote sociale potentie. Het is niet voor niks dat elke geavanceerde website die een community tot stand wil brengen, zo veel mogelijk mud-elementen probeert te vertalen in een click and go-webvariant. Het gaat dan om elementen als het zelf kunnen vormgeven van publieke en private ruimtes, interactie in fora en chatrooms, interactieve spelletjes, verhalenmachines, online peilingen en quizzen. Zelfs virtuele valuta bestonden al veel langer in muds - al bleef de circulatie daarvan beperkt tot de symbolische economie in de mud zelf.
Tegenwoordig bestaan er ook mud-achtige omgevingen die grafisch, audiovisueel en driedimensionaal zijn, zoals Palaces (www.thepalace.com) en Active Worlds (www.activeworlds.com). Gebruikers hebben zowel een webbrowser als speciale software nodig om deze virtuele werelden te betreden. Er zijn inmiddels honderden verschillende Active Worlds, en sommige daarvan kun je met recht virtuele gemeenschappen noemen. (7) De omgeving is samengesteld uit de meest fantastische grafische elementen - een sciencefictionachtige stad, een jungle of een onderwaterwereld - en ook hier kunnen de deelnemers meestal zelf objecten bijbouwen. De personages bestaan er uit zogeheten avatars*, stripfiguurachtige poppetjes die je naar believen kunt vormgeven en 'aankleden': als bewerking van een gescande foto van jezelf, als Disney-figuur of als fantasiemonster. Avatars kunnen zich ruimtelijk voortbewegen - in tekstuele muds kan dat alleen via een soort 'teleporteren' van de ene ruimte naar de andere - en vanzelfsprekend kunnen ze communiceren met elkaar. Dat gebeurt overigens nog altijd door het intikken van tekst, die verschijnt in stripballonnetjes.

Virtueel gemeenschapsleven en Internet-cultuur

Of het nu gaat om zuiver tekstuele muds of om grafische avatarwerelden, in de sociale technologie van deze omgevingen komen alle typerende elementen van de Internet-cultuur samen:
- de open architectuur, waarin een ieder objecten kan bouwen c.q. programmeren;
- de stilering van een character of avatar, een personage met een naam, een virtueel gezicht, eigenschappen, gereedschappen en vaardigheden;
- het samengaan van passie, spelen, leren en sociale functies;
- de economie van de gift, waarin privaat gecreëerde objecten in het publieke domein geplaatst worden voor algemeen gebruik;
- de herordening van het private en het publieke: het publieke krijgt een private een intieme vormgeving, het private wordt publiek gerepresenteerd;
- de cyberbiografische dynamiek die een eigen wereld tot stand brengt door een herordening en recycling van geobiografische gegevenheden;
- de dominantie van tekstproductie op verschillende fronten: toetsenbordwerk, verhaalconstructies, hergebruik en menging van genres, fictie die een eigen werkelijkheid voortbrengt.
Het zijn al deze elementen bij elkaar die de dynamiek van gemeenschapsvorming in gang zetten. Gebruikers zetten zich voortdurend uiteen met elkaar en hun collectieve omgeving en delen daardoor steeds meer dan slechts 'informatie'.
Dat geldt niet alleen voor muds, maar voor alle soorten gemeenschappen op het Net. Die gemeenschappen kunnen alle mogelijke technisch-infrasructurele vormen aannemen. Ze kunnen primair ruimtelijk-geografisch of primair sociaal-biografisch zijn, ze kunnen een geo-bio-oorsprong of een cyber-oorsprong hebben - en alle mogelijke en onmogelijke kruisingen daartussen. Zoals het melancholische Cyber Yugoslavia (www.juga.com):

Home of Cyber Yugoslavs. We lost our country in 1991 and became citizens of Atlantis. Starting September, 1999 this will be our home. We don't have a physical land, but we do have nationality, and we are giving CY citizenships and CY passports. Because this is Atlantis, we are allowing double and triple citizenships. If you feel Yugoslav, you are welcome to apply for CY citizenship, regardless of your current nationality and citizenship, and you will be accepted.

In alle soorten virtuele gemeenschappen wordt, ergens tussen het geografische en biografische, gezamenlijk virtuele geschiedenis geschreven. Cyberbiografische geschiedenis.


© Uit: Marianne van den Boomen, Leven op het Net: De sociale betekenis van virtuele gemeenschappen
Amsterdam, Instituut voor Publiek en Politiek, 2000