© Uit: Marianne van den Boomen, Leven op het Net: De sociale betekenis van virtuele gemeenschappen
Amsterdam, Instituut voor Publiek en Politiek, 2000




7 TEKST, GEMEENSCHAP EN IDENTITEIT

In real life-gemeenschappen zijn de leden vaak als zodanig herkenbaar. Voor elkaar maar ook voor buitenstaanders. Moslims, New Age-hippies en motorbikers kunnen met uiterlijke signalen kenbaar maken dat zij behoren tot die specifieke gemeenschap en dat dat belangrijk is in hun leven. Vaak gaat het om uiterlijke kenmerken als kleding, haardracht en houding gecombineerd met een bepaald idioom. Hoe gebeurt dat soort identificatie op het Internet? Meestal via tekst. Ondanks alle multimediatoeters en -bellen op het Web, draait identiteits- en gemeenschapsvorming nog altijd om tekst.

Digitaal-tekstuele herkenning

Leden van virtuele gemeenschappen kunnen expliciet signalen uitzenden dat ze behoren tot die gemeenschap. Soms werkt een e-mailadres op zich al identificerend. Gemeenschappen als Secretary Online en de vrouwencommunity Ivillage geven eigen e-mailadressen uit. Daarmee zijn de leden ook als zij openbaar posten in nieuwsgroepen of Web-fora herkenbaar. Ook standaardadressen van providers kunnen een gemeenschapsconnotatie hebben, zoals adressen die eindigen op @well.com of @xs4all.nl (al was dat sterker toen provider Xs4all nog klein was en de adressen eindigden op @hacktic.nl).
Tegenwoordig zijn eigen domeinnamen* en e-mailadressen redelijk betaalbaar voor particulieren, en daarnaast zijn er steeds meer services die gratis e-mail en/of Internet-toegang aanbieden (hotmail.com, yahoo.com, freeler.nl, wanadoo.nl). Daardoor neemt de onderscheidende kracht en de verschillen in status van e-mailadressen verder toe. Een eigen domeinnaam achter het 'apenstaartje'* heeft veel status, een gratis hotmail-adres niet. Niet zozeer omdat het gratis is als wel omdat het aan derden niets prijsgeeft over locatie, provider of organisatie van de gebruiker.
Daarnaast biedt een sig* (signature-file, standaardhandtekening onder e-mail) ruimte om zich als lid van een bepaalde gemeenschap te afficheren. Sommige Webgrrls hebben bijvoorbeeld een sig met het zinnetje: 'Proud member of the Webgrrls' plus een URL* naar de Webgrrls-site.
Volgens de netiquette mag een sig niet te lang zijn, maar er zijn creatieve manieren bedacht om daar meer informatie over de afzender in te kunnen stoppen. Vanuit de Unix*-gemeenschap is de zogeheten geekcode ontwikkeld. Zo'n code in een sig ziet er bijvoorbeeld zo uit: 'GED/J d-- a-- h r-- y++** C++(++++) ULU++ W- N+++ w--- PS++ PE++ t- X++ R+++>$ tv+ b+'. De code bestaat uit letters in combinatie met tekens die iets prijsgeven over de ondertekenaar: uiterlijk, computerbezit, nieuwsgroepengebruik, visie op het Web et cetera. Geekcode-freaks kunnen die code direct lezen, maar er zijn op het Net ook machines die ze direct vertalen (www.ebb.org/ungeek bijvoorbeeld). Bovenstaande code is van rechtenstudent, en betekent volgens de officiële uitleg (www.geekcode.com):

TYPE [GED/J] Geek of Education, Geek of Jurisprudence (Law).
DRESS [d--] My T-shirts go a step further and have a trendy political message on them.
AGE [a--] My age is 20-24.
HOUSING [h] Friends come over to visit every once in a while to talk about Geek things. There is a place for them to sit.
RELATIONSHIPS [r--] People just aren't interested in dating me.
SEX [y++**] Male. I was once referred to as 'easy'. I have no idea where that might have come from though. I've been known to make perverts look like angels.
COMPUTERS [C++] Computers are a large part of my existence. When I get up in the morning, the first thing I do is log myself in. I play games or mud on weekends, but still manage to stay off of academic probation.
UNIX [ULU++] I use GNU/Linux and Ultrix. I've get the entire admin ticked off at me because I am always using all of the CPU time and trying to run programs that I don't have access to. I'm going to try cracking /etc/passwd next week, just don't tell anyone.
WORLD WIDE WEB [W-] The web is really a pain. Life was so much easier when you could transfer information by simple ASCII. Now everyone won't even consider your ideas unless you spiff them up with bandwidth-consuming pictures and pointless information links.
USENET [N+++] I read so many news groups that the next batch of news comes in before I finish reading the last batch, and I have to read for about 2 hours straight before I'm caught up on the morning's news. Then there's the afternoon...
MICROSOFT WINDOWS [w---] Windows has set back the computing industry by at least 10 years. Bill Gates should be drawn, quartered, hung, shot, poisoned, disembowelled, and then REALLY hurt.
POLITICS & SOCIAL ISSUES [PS++] I give to liberal causes. I march for gay rights. I'm a card carrying member of the ACLU. Keep abortion safe and legal.
POLITICS & ECONOMIC ISSUES [PE++] Keep the government off the backs of businesses. Deregulate as much as possible.
STAR TREK [t-] Maybe it is just me, but I have no idea what the big deal with Star Trek is. Perhaps I'm missing something but I just think it is bad drama.
X FILES [X++] This is one of the better shows I've seen. I wish I'd taped everything from the start at SP, because I'm wearing out my EP tapes. I'll periodically debate online. I've Converted at least 5 people. I've gotten a YAXA.
ROLE-PLAYING [R+++>$] I've written and published my own gaming materials. But someday I'd like to say: "Getting paid for it!"
TELEVISION [tv+] I watch some tv every day.
BOOKS [b+] I enjoy reading, but don't get the time very often.

Geekcode is informeel maar wel 'gestandaardiseerd': net als software kent de code nieuwe updates. Vanuit de Nederlandse Webgrrls is ook een soort geekcode ontstaan, maar die is niet gestandaardiseerd. Ieder kan zo'n code voor zichzelf bedenken. Webgrrls-code kan er bijvoorbeeld zo uit zien: 'MvD | 47 | lid | WiW | HP\3PC | 1COM64 | SV | 0P | 1HV | 1Z | 1P-2K | 1M | ICQ00760021 | XOIP-FAX 020-7794072 | http://welcome.to/m.v.dalen'. Deze betekent achtereenvolgens: initialen, leeftijd, lid Webgrrls, vermelding op de wie-is-wie-lijst van de Webgrrls, in bezit van homepage, in bezit van drie pc's en een Commodore 64 (een oude computer), beroep supervisor, geen partner, een hartsvriend, een zoon, een poes twee katers, een marmot, ICQ-nummer, faxnummer, adres homepage.

Tekstradicalisering en hypertext

Identificatie en groepsafbakening krijgt dus primair gestalte door middel van tekst. Tekst is in dit digitale tijdperk nog lang niet afgeschreven, tekst herschrijft nog steeds de wereld. Die ontwikkeling is ooit ingezet met de uitvinding van het schrift; ze werd voortgezet door de drukpers en is nu dan uitgekomen bij digitale, interactieve tekstverwerking.
Het Internet vormt een radicalisering van het 'Gutenberg-universum', een radicalisering van de werking van geschreven tekst in al haar eigenschappen en effecten. Representatie, registratie, archivering, kopiëring, symbolisering, narrativiteit, perspectiefwisseling, verbeelding, dubbelzinnigheid, manipulatie, monoloog, dialoog, polyloog - het wordt op het Net omgezet in handelingen en tot het uiterste doorgetrokken.
Hoewel deze effecten op zich ook in beeld of geluid tot stand gebracht kunnen worden, heeft tekst één ding voor op die andere media: de wijdverbreide sociale inbedding van de benodigde kennis en techniek. Eenieder die kan lezen en schrijven kan met minimale technische voorzieningen deze effecten teweegbrengen. Kom daar eens om bij film, video of muziek - een actieve ingreep in die media vereist nog altijd specialisatie en extra investering in tijd, kennis en middelen.
Tekstuele (inter)actie is gezonken cultuurgoed in de moderne wereld, en het Internet vormt daarvan een radicalisering. Niet alleen omdat software op zich al een vorm van radicale tekstuele actie is - software is niets anders dan 'tekstcode' die een mechaniek in werking zet - maar ook door de uitbreidingen die technisch en sociaal inherent zijn aan een netwerkstructuur: interactie en samenwerking.
Dat betekent twee dingen. Ten eerste dat er op het Internet heel veel activiteiten uit het dagelijks leven te 'simuleren' zijn: discussiëren (of opgeilen of lastigvallen), informatie opzoeken of beschikbaar stellen, een persoonlijkheidstest doen, schaak spelen, cursussen volgen, bieden op een veiling, een product bestellen. Al deze activiteiten bestaan op zich uit interactie en een specifieke vorm van samenwerking, en al deze activiteiten zijn te vertalen in digitale tekstuele actie. Zo vormen heel veel dingen op het Internet een digitaal-tekstuele pendant van het echte leven.
Het betekent ten tweede echter ook het ontstaan van dingen die alleen op het Internet kunnen - en echt nergens anders, niet in het echte leven en niet binnen een ander medium. Die geheel nieuwe, nooit vertoonde dingen zijn vaak zuiver tekstueel én zuiver digitaal, dus zonder dat ze in drukwerk te 'simuleren' zijn.
Muds vormen daarvan het sterkste voorbeeld. Hier vallen tekst en handeling, tekst en ruimte, tekst en identiteit letterlijk samen zonder dat dat in drukwerk te vertalen is. Het geldt echter ook voor de minder exotische werkingen van het Net. Neem de simpele hyperlink op het Web. Hyperlinks lijken op het eerste gezicht een digitale versie van de voetnoot uit gewoon drukwerk, maar zijn van een radicaal andere orde. Het samenvallen van verwijzing en bron, van kaart en gebied, is een ingreep van jewelste. Een hyperlink vormt niet zo maar een technisch trucje dat het opzoekproces van noot naar brontekst verkort tot een muisklik. Hyperlinks transformeren de denkbeeldige samenhang tussen 'voetnoten' en 'hoofdtekst' tot een letterlijk netwerk van gedistribueerde, niet-hiërarchisch geordende teksten, het World Wide Web. In dat Web hebben de oorspronkelijke auteurs op geen enkele manier vat op de koppelingen en contexten die worden aangebracht door derden. Ieder privaat persoon of publieke zoekmachine in het open systeem van HTML kan maar raak linken.
Wat voorheen slechts bestond in theorie - semiotiek, postmoderne literatuurstudies - is in het netwerk van hyperlinks concrete praktijk geworden: de private auteur is publiek domein geworden. Hyperlinks, die paar codetekentjes die door iedereen aan te brengen zijn, vormen zo een bom onder de private eigendom van teksten en kennis.
Voor de meeste cybergemeenschappen - of ze nu van geo-oorsprong of van cyberoorsprong zijn - vormen die webgebaseerde openbare bronnen zaken van levensbelang. Niet voor niets manifesteren community-mailinglists als Nettime en de Webgrrls en chatboxen als de Bruine Kroeg zich tevens op het Web: met nadere informatie, archieven, personalia, cursussen, verwijzingen naar aanpalende gemeenschappen, activiteiten et cetera.

Gemeenschappen van taal en tekst

Het is bepaald niet voor het eerst in de geschiedenis dat gemeenschappen ontstaan rond een medium dat op een specifieke manier taal en tekst ordent. De cultureel antropoloog Benedict Anderson schreef daar een fascinerend boek over. (1) Afgaand op de titel, Imagined Communities, zou je denken dat het boek gaat over utopische gemeenschappen, maar het gaat over naties en nationalisme. Over bestaande naties en ideologieën dus, en over hoe ze zijn ontstaan. Anderson houdt een indrukwekkend betoog over hoe dat samenhangt met de opkomst van de drukpers en wat hij noemt het 'drukwerkkapitalisme'.
Een natie definieert Anderson als een verbeelde, politieke gemeenschap: 'Het is een verbeelde gemeenschap omdat leden van zelfs de kleinste naties hun meeste medeleden nooit zullen kennen, ontmoeten of zelfs maar van hen zullen horen, en toch zal er in de geest van ieder lid het beeld van hun gemeenschappelijkheid bestaan.' Een natie is een gemeenschap 'omdat de natie, ongeacht de feitelijke ongelijkheid en uitbuiting die er zich kunnen voordoen, altijd wordt opgevat als een diepgaande, horizontale kameraadschap'.
'Verbeeld' betekent hier dus duidelijk niet: verzonnen, vervalst, niet-echt. Het betekent: voorgesteld, vormgegeven, geschapen. Anderson wijst erop dat in feite alle gemeenschappen verbeeld zijn, alle gemeenschappen die groter zijn dan kleine dorpen waar iedereen elkaar kent - en misschien zelfs ook die wel, voegt hij eraan toe. Hij waarschuwt: 'Gemeenschappen dienen niet aan de hand van hun valsheid of echtheid te worden onderscheiden, maar aan de manier waarop ze worden verbeeld.'
Dat is een verhelderend punt, niet alleen in het licht van virtuele gemeenschappen. De verleiding is groot om gemeenschappen op te delen in echte en onechte, en 'echte' ook nog eens te koppelen aan het bezetten van een geografische ruimte. Zo'n manier van denken heeft verstrekkende politieke implicaties. Het impliceert dat Palestijnen geen gemeenschap vormen voordat ze een eigen staat hebben, op hun eigen grondgebied. En het impliceert dat Serviërs, Kroaten en Moslims pas gemeenschappen zijn geworden na de etnische zuiveringen in voormalig Joegoslavië. Waar gemeenschappen zo dramatisch kunnen botsen, is het nogal cynisch te veronderstellen dat ze 'niet-echt' zijn. Het is dan verhelderender om het concept van gemeenschap bij te stellen en af te zien van die veronderstelde worteling in een ruimtelijke werkelijkheid.

Van schrift- naar drukwerkgemeenschappen

De wortels van gemeenschappen moeten we dus elders situeren. In de persoonlijke verbeelding, in sociale interactie, in publieke verbeelding. En in de verschillende media die dat mogelijk maken. Anderson wijst erop dat de oudere religieuze gemeenschappen en imperia eveneens door een medium waren verbeeld. En wel door het schrift: handgeschreven boeken of rollen in een heilige waarheidstaal - Latijn, Arabisch dan wel Chinees. Die geschreven talen genereerden sociale imperia, grote gemeenschappen die de lokale orale gemeenschappen overkoepelden. Het lezen en schrijven was voorbehouden aan de politieke en religieuze elites, en daarmee des te meer een middel tot heerschappij, bestuur en gemeenschapsvorming.
Deze laatmiddeleeuwse wereldrijken werden volgens Anderson onttroond door de opkomst van de drukpers, vooral toen men begon te drukken in de verschillende spreektalen. Daar ging overigens wel een paar honderd jaar overheen. Naar schatting zijn er in de veertig jaar tussen de publicatie van de bijbel van Gutenberg en het einde van de vijftiende eeuw in Europa zo'n twintig miljoen boeken geproduceerd; tussen 1500 en 1600 liep dit op tot zo'n tweehonderd miljoen.
Die versnelling had alles te maken met de opkomst van het kapitalisme en met, zoals Walter Benjamin het omschreef, het tijdperk van de mechanische reproductie. Anderson zegt daarover: 'De logica van het kapitalisme schreef dus voor dat toen de Latijn lezende elitemarkt eenmaal was verzadigd, de potentieel geweldige markten van de eentalige massa's begonnen te wenken. Halverwege de zeventiende eeuw zagen drukkers zich door een in heel Europa heersend geldgebrek gedwongen zich steeds meer op de handel in goedkope edities in de spreektalen te richten.'
Het is dit 'drukwerkkapitalisme' dat, aanknopend bij de spreektalen, de grote wereldrijken uiteen liet spatten in vele naties en nationalismen. In de meeste natiestaten werden de spreektalen vervolgens gehomogeniseerd tot één standaardschrijftaal c.q. drukwerktaal. Dit alles was niet het resultaat van een kapitalistisch complot of van nationalistische propaganda. Het ging hier, schrijft Anderson, om 'oorspronkelijk verregaand onwillekeurige processen die voortvloeien uit de explosieve interactie tussen kapitalisme, technologie en de taalkundige diversiteit van de mens'. Gewoon drukwerkkapitalisme volstond om de wereld op zijn kop te zetten. De 'gewone' verspreiding van drukwerk - in eerste instantie van de heilige Schrift, later van nieuwe vormen: bijbels voor gewone mensen, romans, kranten, schoolboeken - creëerde nieuwe verbeelde gemeenschappen.
Die namen niet alleen de vorm aan van naties en nationalismen, maar ook van nieuwe religieuze gemeenschappen. In die zin was ook de reformatie een product van het drukwerkkapitalisme. Anderson: 'Nadat Luther in 1517 zijn stellingen op de kapeldeur in Wittenberg had gespijkerd, werden de stellingen in Duitse vertaling gedrukt en waren ze binnen twee weken in alle delen van het land te zien.' Luther zelf had dit overigens niet voorzien. Hij schreef verontschuldigend aan de Paus: 'Het is me een raadsel hoe mijn stellingen verspreid zijn over zo veel gebieden. Ze waren uitsluitend bedoeld voor onze academische kring hier te lande. Ze waren in een taal geschreven die het gewone volk nauwelijks kon begrijpen.' (2) Niettemin volgden andere pamfletten en boeken, en de weg lag open voor de godsdienstige propagandaslag die de komende eeuw in Europa zou woeden.
De reformatie was een mentale en een materiële revolutie. Het nieuwe credo van direct, persoonlijk contact met Gods woord impliceerde een bijbel voor iedereen. En dat betekende bijbels in gesproken talen, en dat betekende weer grootschalige alfabetisering. Kortom, het betekende onderwijs, nationaal georganiseerd onderwijs.

De roman, de krant en de markt

Secularisatie was de volgende stap. Twee nieuwe grafische producten, de roman en de krant, verbeeldden volgens Anderson in het achttiende-eeuwse Europa een nieuwe, ontgoddelijkte ruimte-tijdconstellatie. En daarmee een seculiere nationale gemeenschap. In deze drukwerkproducten begonnen specifieke tekstuele werkingen als narrativiteit en perspectief zich los te maken van goddelijke waarheid en autoriteit.
In de klassieke roman worden handelingen die plaatsvinden in een bepaalde klok- of kalendertijd met elkaar in verband gebracht door hun narratieve nevenschikking. Daarnaast is er de verhalende inbedding in sociologische ruimtes, samenlevingen en moralen. En deze zijn, anders dan in religieus drukwerk, niet van God gegeven, maar van de alwetende verteller c.q. de alwetende geest van de lezer - als ware hij God.
Ook de krant formeert een verbeelde gemeenschap via ruimte-tijdherordeningen. Wat verbindt op de voorpagina de val van een kabinet in België, een gruwelijke moord in Appelscha, een gevonden fossiel in Zimbabwe, een hongersnood in Mali met elkaar? Het toeval van de kalenderdag. Toch is de krant minder een 'eendagsvlieg' dan we denken, meent Anderson. De krant heeft namelijk ook een romankarakter: 'Binnen het kader van de tijd schrijdt de wereld onverstoorbaar verder, en ook al verdwijnt het nieuws van de hongersnood binnen de kortste keren weer van de voorpagina's, ergens daarbuiten leeft de "figuur" Mali rustig door, in afwachting van haar herverschijning in de plot.'
Anderson heeft het niet voor niets over 'drukwerkkapitalisme' en wijst op de specifieke relatie tussen boek c.q. krant en markt. Het boek was het eerste moderne, op massale schaal vervaardigde industriële product. Een boek heeft, qua productie en consumptie, een heel ander karakter dan vroegindustriële producten als textiel, bakstenen of suiker. Een boek is een in zichzelf besloten voorwerp dat op grote schaal wordt gekopieerd, en is daarmee de voorloper van duurzame consumptiegoederen als auto's, tv-toestellen en computers. De tegenstrijdige kenmerken van het boek - enerzijds uniekheid en soevereiniteit; anderzijds grootschaligheid en reproduceerbaarheid - legden volgens Anderson de kiemen voor het complexe moderne leven.
Iets dergelijks geldt voor de krant. Achterhaald op de dag nadat ze is gedrukt, belichaamt de krant de ingebouwde achterhaaldheid van alle moderne consumptiegoederen. En schept ze, in Andersons woorden, tegelijkertijd 'die heel vreemde massaceremonie, de vrijwel exact gelijktijdige consumptie van de krant-als-fictie'. Hegel heeft eens opgemerkt dat de krant voor de moderne mens een vervanging van het ochtendgebed is - Anderson schrijft daarover: 'Is er een betere metafoor denkbaar voor de wereldse verbeelde gemeenschap?' De krant wortelt immers in het lokale leven van alledag, terwijl de consumptie ervan plaatsvindt in een 'merkwaardig besef van gemeenschappelijkheid in anonimiteit'. De krant verbindt het lokale, het nationale en het globale, en creëert daarmee anonieme verbeelde gemeenschappen.

Verbeelding en virtualiteit

Anderson heeft het helaas niet over radio en televisie, over hoe deze media gemeenschappen verbeelden, en ongetwijfeld nieuwe samenhangen creëren tussen het lokale, het nationale en het globale. En hij heeft het al helemaal niet over computers en Internet, hoe daar de verbeelding van gemeenschappen vorm krijgt nu de anonimiteit van de krant en de privaatheid van de roman zijn herordend in de interactieve openbare pseudonimiteit van het Net. Maar het loont de moeite een aantal lijnen van Andersons verbeelde gemeenschappen door te trekken naar virtuele gemeenschappen.
Betekent 'virtueel' bijvoorbeeld hetzelfde als Andersons 'verbeeld'? Ja en nee. Andersons woord 'verbeeld' betekent in feite: gerepresenteerd door een medium, met zo'n kracht dat het buiten dat medium een sociaal en een geïnstitutionaliseerd eigen leven gaat leiden. 'Virtueel' betekent gerepresenteerd door een digitaal medium en uitgebouwd door en in datzelfde medium. Voor zover er institutionalisering van virtuele sociale regels optreedt, blijft dat vaak binnen het domein van het digitale medium (interne virtuele moraal, netiquette, community guidelines, mud-besluitvormingsstructuren). Een virtuele gemeenschap is zo bezien een specifieke verbeelde gemeenschap, een verbeelde gemeenschap die (nog) geen externe institutionalisering kent.
Toch vindt er steeds meer externe institutionalisering van het virtuele plaats. Zo gaat bijvoorbeeld de toewijzing van toplevel-domeinnamen* (Internet-domeinadressen die eindigen op .com, .net en .org) via het door de Amerikaanse overheid geïnstitutionaliseerde ICANN*, waar het bedrijfsleven een flinke vinger in de pap heeft. En ook nationale domeinnamen als .nl gaan via een instituut, de Stichting Internet Domeinregistratie Nederland, dat in sommige gevallen een bewijs van inschrijving van de Kamer van Koophandel vraagt. Een papieren identificatiebewijs dus, gelegitimeerd door de opname in de gangbare drukwerkinstituties.
Dat geldt ook voor sommige virtuele gemeenschappen. De Nederlandse Webgrrls hebben zichzelf geïnstitutionaliseerd als vereniging en staan als zodanig geregistreerd bij de Kamer van Koophandel, met alle papierwerk dat daarbij hoort. Ze hebben zich letterlijk ingeschreven in de drukwerkcultuur. Ze zijn daarmee in feite tevens een 'drukwerkgemeenschap' geworden, door hun materiële banden met de geïnstitutionaliseerde sociale werkelijkheid die heden nog altijd wordt gedomineerd door drukwerk.
Het is niet onvoorstelbaar dat die drukwerkdominantie zal afnemen en plaats zal maken voor een digitale institutionele verankering. Er komen steeds meer juridische regelingen omtrent de rechtsgeldigheid van digitale versies van druk- en papierwerk (met allerlei voorwaarden voor contracten per e-mail, digitale handtekeningen, digitale aankoopbewijzen et cetera). Tegelijkertijd bestaan er nog vele institutionele paradoxen, voortkomend uit de botsing tussen nationale drukwerkcultuur en mondiale digitale cultuur, zoals auteursrecht op teksten en databestanden; verschillende nationale wettelijke en normatieve kaders over pornografie, racisme en privacy; en internationale justitiële opsporingsproblemen.
De vraag is of er sprake is van een complete overgang naar digitale dominantie, of dat het zal blijven bij een mix van drukwerk en digitaal werk. Net zoals er nu in feite een mix van drukwerk, papierwerk en handschrift vigeert - denk aan het belang van de schriftelijke handtekening.
Hoe het zich ook zal ontwikkelen, duidelijk is dat virtuele aanwezigheid op zich zelf al iets is. En evenals tastbare materie (land, gebouwen, mensen) en niet-tastbare sociale formaties van materie en media (dorpen, steden, naties, bevolkingsgroepen) bezit deze virtualiteit een krachtig organiserend vermogen, een motor die een keten van oorzaak en gevolg in gang kan zetten, met materiële en sociale consequenties.
Zeker in de huidige netwerkmaatschappij, die zich steeds meer modelleert naar computernetwerken, gaat dat ver. (2) Castells spreekt in The Network Society zelfs niet meer van een 'virtuele realiteit' - een subdominant domein van de echte werkelijkheid - maar van 'de reële virtualiteit': een dominant mediadomein dat de echte werkelijkheid primair vormgeeft en beïnvloedt. Castells erkent daarbij dat de werkelijkheid altijd al virtueel - in de zin van: verbeeld, gemedieerd, gecodeerd middels taal en symbolen - werd ervaren. Heden is er echter meer aan de hand: 'What is then a communication system that, in contrast to earlier historical experience, generates real virtuality? It is a system in which reality itself (that is, people's material/symbolic existence) is entirely captured, fully immersed in a virtual image setting, in the world of make believe, in which appearances are not just on the screen through which experience is communicated, but they become the experience.'
Volgens Castells valt deze werkelijke virtualiteit geheel samen met ons werkelijke leven, onze werkelijke ervaringen. Of dat nu bestaat uit leugens en loze beloftes of uit waarheden en daadwerkelijke steun, de materiële en sociale consequenties zijn er niet minder om.
Castells gaat wellicht wat ver met zijn radicale opheffing van de grens tussen het virtuele en het reële, punt blijft wel dat op het Net het virtuele leven en het reële dagelijks leven van mensen stevig met elkaar verknoopt zijn. Sommige mensen met een druk sociaal leven op het Internet worden echt kwaad om de standaarduitdrukking 'in real life' (IRL*) - zij zeggen: 'Mijn virtuele leven is even echt als het echte leven, het maakt deel uit van mijn echte leven!'
Dat geldt voor miljoenen mensen op het Internet: zij leven deels op het Net. Zij delen delen van hun leven met anderen op het Net. En altijd middels tekst. Gedeelde tekst. Verhalen. Verhalen die gemeenschappen en identiteiten tot stand brengen.

Narratieve identiteiten

Verhalen vormen het materiaal waaruit virtuele gemeenschappen zijn opgetrokken. Verhalen over gebeurtenissen, over samenwerking, over conflicten, media, moraal. Verhalen over personen, verhalen van personen. Die verhalen vormen met elkaar het grotere verhaal van de gemeenschap, met de leden als 'personages'.
Die personages zijn niet zo fictief als personages in een roman, maar ook niet zo reëel en volledig als individuen in real life. Geen enkel individu zal geheel samenvallen met zijn verhaal in een virtuele gemeenschap, maar zijn of haar 'rol' in dat verhaal maakt wel deel uit van de eigen ervaringen en persoonlijkheid. Een persoon bestaat altijd uit een verzameling ervaringsbeladen personages, figuren die een rol spelen in verschillende verhalen en sociale omgevingen.
De huidige netwerkmaatschappij bestaat uit vele netwerken waarin mensen zich bewegen. En dus zitten zij opgescheept met vele verhalen en personages waaruit zij zichzelf moeten samenstellen. Dat maakt de 'levensopdracht' voor een individu er niet eenvoudiger op: het tot een redelijk coherente eenheid brengen van al die biografische gegevens.
De kwestie van de problematische hedendaagse identiteit is de laatste decennia hoog op de agenda van de psychologie geplaatst. Zoals Willibrord de Graaf het omschrijft in een overzicht van de sociaal-psychologische lotgevallen van het individu: 'De standaardbiografie is vervangen door een rangeerbiografie: de kunst is om de diverse "modules" van het leven (scholing, partner, werk, kinderen, vriendschappen, vrije tijd) in wisselende volgordes, afhankelijk van het moment, aan elkaar te schakelen.' (4) Het onderhoud van al die verschillende soorten sociale relaties vereist steeds meer zelfmanagement.
De psycholoog Kenneth Gergen wijst erop hoe dit zich voortdurend moeten verhouden tot verschillende sociale groepen en relaties gebeurt in de vorm van verhalen. Verhalen die narratieve identiteiten produceren, dat wil zeggen context- en netwerkgebonden antwoorden op de vraag: wie ben ik, waar kom ik vandaan en waar ga ik naartoe? Die verhalen zijn volgens Gergen nooit neutraal, ze zijn altijd moreel geladen. Beter gezegd: ze produceren moraal, noties van goed en kwaad, doordat er voortdurend personen, doelen en mensbeelden in worden geëvalueerd, met waarde beladen. 'Narratives are vital both to the the creation and sustenance of value, and to the achievement of individual identity.'
Het concept van een narratieve identiteit en narratieve moraal werpt een verhelderend licht op wat mensen nu precies doen binnen virtuele gemeenschappen. Juist omdat het hier geheel draait om 'naakte tekst'. Dat levert zelden afgeronde of fraai gevormde verhalen op, maar wel narratieve fragmenten: puzzelstukjes uit het dagelijks leven. Puzzelstukjes uit verschillende contexten van identiteit en moraal, op zoek naar integratie en confrontatie. Neem de volgende posting uit soc.culture.pakistan, een bijdrage in de draad 'Women should be forced to have children', die begon met de bewering dat Pakistaanse vrouwen in de Verenigde Staten meer kinderen moeten krijgen om de eigen cultuur te versterken:

>Woman what are you talking about ? Did you read the post ?

yeah..... I did read the post....( wearily )
its one thing to admire the West for the great things they have done, and its another to have such an inferior complex of your own, don't you have any faith ...confidence in your own men ? People from the East are performing wonderfully under the same opportunities and conditions... even better,thats why they want us... thats why we are here.... because we are the best, damn it ! Don't have such a low self esteem. its the Americans who are giving you the $100,000 + computer jobs, and I think they are reproducing quite well, considering the rise in teenage pregnancies, the in vitro fertilizations in which the ratio may go even higher then 1:1, so don't worry, your western masters will not desert you.... but if they do ...you know what will happen , it will be us Muslims everywhere and Allah will be praised...... (scared you ? didnt I ? ) And as far as your very intelligent suggestion about imprisoning females till they produce 3 -4 children is concerned, I don't think I am even going to dignify that with a statement.


Ook al is de hele context van de eerdere postings hier afwezig, de narratieve puzzelstukjes - in al hun chaos en ironie - geven iets prijs over om wat voor verhalen het hier gaat. Verhalen over identiteit, Oost en West, vanuit het perspectief van geëmigreerde Aziaten die in Amerika studeren en beter presteren ('thats why we are here.... because we are the best, damn it !'). Bomvol morele ladingen, over superioriteit en inferioriteit, over zelfvertrouwen en angst. Over mannen en vrouwen, over voortplanting en reproductie, over bizarre oplossingen voor politiek-culturele kwesties.
Hoe rommelig en ondoordringbaar het er ook uitziet, hier wordt gewerkt. Hier wordt narratief gewerkt: aan levensopdrachten, aan identiteitsconstructies, aan globale verhoudingen, aan moraal en aan gemeenschappen.

De mythe van de virtuele identiteit

Dat levert natuurlijk nooit iets definitiefs op. Nu en dan zal er een stukje op zijn plaats vallen, maar meestal tijdelijk. Dat is in zekere zin inherent aan narratieve identiteiten. Zo lang je leeft en je beweegt tussen verschillende netwerken, zal je biografische verhaal groeien en veranderen. Het levert per definitie geen strak afgerond verhaal op. Dat is precies het probleem van de hedendaagse identiteit. Die is niet meer vooraf en voor je hele leven gegeven, maar bestaat uit een sociaal zelfbouwpakket. Zonder gebruiksaanwijzing. Zie zelf de eindjes maar aan elkaar te knopen.
Op het Net lijken mensen daarin meer manoeuvreerruimte hebben dan in het echte leven. Juist doordat het hier om 'zuivere' narratieve productie gaat. De klassieke lichaamskenmerken (sekse, uiterlijk, stem, huidkleur, gestalte, motoriek) en sociale indicatoren (accent, kleding, beweging, verzorging) die bepaalde identiteiten fixeren in real life-situaties, zijn hier niet direct zintuiglijk werkzaam. Hier geldt primair de tekst.
Dat creëert een zekere onzichtbaarheid en een gevoel van sociale vrijheid: je bent wat je op het scherm prijsgeeft. En daarover heb je meer zeggenschap dan over de permanente multimedia-uitzendingen van de identiteiten die je in het echte leven met je meetorst. De mate van zelfonthulling en zelfverberging is op het Net meer in eigen hand te houden.
Daarmee is niet gezegd dat je absolute zeggenschap hebt over je eigen verhaal, en dus over je narratieve identiteit. Die blijft hoe dan ook ingebed in bestaande sociale structuren en draagt daar altijd de sporen van. Het is een mythe dat er op het Internet een totale vrijheid bestaat om maar raak te construeren aan verhalen en identiteiten. Dat beeld is vooral ingegeven door een paar spectaculaire gevallen van virtuele nepidentiteiten die in de media breed zijn uitgemeten.
De bekendste daarvan is Julia (in sommige versies heet ze Joan of Julie), achter wie een mannelijke psychiater bleek te zitten. (6) Die kwestie begon als tamelijk onschuldig psychologisch experiment op enkele interactieve fora van America Online. De psychiater, Alex, professioneel geïnteresseerd in menselijk gedrag, merkte dat vooral vrouwen veel openhartiger waren over hun zieleroerselen als ze dachten dat hij een vrouw was. Hij creëerde vervolgens het personage Julia, een aardige, wijze vrouw vol levenservaring en wijsheid die de virtuele biechtmoeder en vriendin werd van vele vrouwen. Nee, ondanks vele verzoeken zaten real life-ontmoetingen met Julia er niet in, want Julia was vreselijk gehandicapt en mismaakt door een ongeval en vertoonde zich daarom nooit in het openbaar. Wel was het mogelijk om Alex, een goede vriend van Julia, in het echt te ontmoeten... Zo geschiedde. Alex hield er een paar goede vriendinnen en soms minnaressen aan over.
Alex voelde zich na een tijd toch wat ongemakkelijk en besloot dat Julia van het toneel moest verdwijnen. Online meldde hij dat Julia in een bepaald ziekenhuis lag, met de bedoeling haar daar een virtuele narratieve dood te laten sterven. Hij had niet gerekend op real life: verschillende vrouwen togen prompt bezorgd naar het genoemde ziekenhuis. Het bedrog kwam uit en de vrouwen waren razend. Omdat ze belazerd waren. Virtueel en in het echte leven.
In de dagelijkse praktijk van miljoenen Internet-gebruikers komen zulke spectaculaire constructies weinig voor. Het kost gewoon erg veel tijd, narratieve discipline en mensenkennis om dat langere tijd vol te houden, - niet voor niets was het een verbaal en tekstueel vaardige psychiater die achter Julia zat. Identiteitenbeheer op het Net bestaat meer uit selectieve zelfonthulling en zelfverberging dan uit de planmatige creatie van een totaal fictieve identiteit. Hoogstens gaat het om kortdurende fopidentiteiten in het kader van een bepaalde virtuele kroegcultuur, of om een praktisch pseudoniem. Zo hanteren sommige vrouwen bewust een neutrale of mannelijke naam om zich te vrijwaren van bepaalde seks(e)gerelateerde aandacht.
Het kenmerkende van virtuele identiteiten is dat je grote delen van je geleefde identiteit even tussen haakjes kunt zetten en in relatieve rust een 'klein verhaal' kunt uitleven. Dat geldt bijvoorbeeld voor moslimjongeren die in Egyptische Internet-cafés een chat-dating-cultuur onderhouden. Op die manier kunnen zij kennismaken met leden van de andere sekse zonder in het openbaar in compromitterende situaties verzeild te raken.

De mythe van het postmoderne experiment

Ook het idee van het Internet als speelveld voor het oefenen en uitleven van 'postmoderne meervoudige identiteiten' is een mythe. Het is waar dat iemand, switchend over het Net, op de ene plek haar identiteit als Barbiepoppenverzamelaar kan uitleven, op een andere plek haar identiteit als oudere en weer ergens anders die van ex-alcoholist. Maar dat is niet hetzelfde als het uitleven van een meervoudige identiteit; het gaat hier meer om het schakelen tussen die identiteiten. Terwijl de oudere, alcoholische Barbieverzamelaarster in real life haar meervoudige identiteit permanent met zich meedraagt - waardoor bijvoorbeeld een bezoek aan een Barbiebeurs sociaal ongemakkelijk kan zijn - kan zij op het Net telkens een ander deel van zichzelf tussen haakjes zetten en buiten de interactie houden. Identiteitsuitleving op het Net draait meer om de luxe en veiligheid van een tijdelijke eenduidige identiteit dan om parallelle meervoudigheid.
Wel kan iemand die langer binnen een virtuele gemeenschap verblijft in de buurt komen van het uitleven van een meer complexe, meervoudige identiteit. Immers, hoe meer onderling sociaal vertrouwen, hoe meer zelfonthulling er zal plaatsvinden en hoe meer lagen van iemands leven en identiteit openbaar worden. Van sommige Webgrrls weet je bijvoorbeeld hoe oud ze zijn, dat ze zwanger zijn, doof of aan een rolstoel gekluisterd, dat ze een groot gezin hebben of eetproblemen. Deze vorm van weten komt voort uit een sociale geschiedenis van steeds meer (mede)delen. Mensen komen niet direct binnenvallen met hun complexe meervoudige persoonlijkheid, de totstandkoming ervan vereist sociale interactie, narratieve productie en gemeenschapsvorming.
Het beeld van het Net als vrijplaats voor experimenteren met meervoudige identiteiten komt vooral uit muds. Of beter gezegd: uit postmodernistisch, poststructuralistisch en postfeministisch geïnspireerd onderzoek naar muds. Zo schrijft Sherry Turkle over haar ervaringen met muds: 'More than twenty years after meeting the ideas of Lacan, Foucault, Deleuze, and Guattari, I'm meeting them again in my new life on the screen.' Zij meent: 'Mud's make possible the creation of an identity so fluid and multiple that it strains the limits of the notion.' (7) Dat is nog zwak uitgedrukt - want muds maken zo'n identiteitsconstructie niet zozeer mogelijk; muds dwingen je ertoe. Je kunt niet participeren in een mud zonder je character omschreven te hebben. (Al kun je tijdelijk inloggen als nondescripte guest.) Je moet daarbij expliciet een sekse kiezen: mannelijk, vrouwelijk of neutraal. In sommige muds zijn er nog meer seksekeuzes, bijvoorbeeld 'Spivak', een 'pluralistische niet-neutrale sekse', vernoemd naar de poststructuralistische theoretica Gayatri Chakravorty Spivak.
Wie zichzelf zo expliciet een narratieve identiteit en sekse moet toeschrijven, ontkomt niet aan experimenten en zelfreflectie. Dat is reuze leuk en leerzaam, maar het getuigt van feministisch-poststructuralistisch wishful thinking om daar conclusies uit te trekken over de instabiliteit en 'deconstructie' van sekse-identiteiten in het algemeen. De deconstructie is in zulke muds van meet af aan ingebouwd.
Meervoudige identiteiten ontstaan niet vanzelf op het Net, en traditionele identiteiten raak je er niet zomaar kwijt. Sekse (gender in hedendaags jargon) is nog altijd een levensbepalende sociale categorie, niet alleen in het echte leven, ook op het Net. Er vindt al vijf jaar onderzoek plaats naar 'sekse' op het Net, en daar komt altijd hetzelfde uit: sekse is alom aanwezig en onontkoombaar. Juist in narratieve tekstproductie zijn de scheidslijnen naar sekse tamelijk nauwkeurig in kaart te brengen aan de hand van tekstanalyse: frequentie van posten, lengte van de berichten, stijl, toon, flame-moraal, netiquette, meerderheids- en minderheidsnormen. (8) Je kunt sekse op het Net dan wel niet zien of horen, maar wel lezen.
Een bewust ongedefinieerde sekse blijft hoe dan ook vragen oproepen, in real life en op het Net. Ook in muds, getuige onderstaande scène uit de Metro, de mud van de Digitale Stad. (9) Feministisch onderzoekster Irene de Groot (inlognaam irenedeg) wil niet zeggen of ze man of vrouw is:

Sentinel vraagt, 'Ben jij een man?'
irenedeg zegt, 'Soms. Soms onzijdig, soms een vrouw, soms een dier zoals jij. Net hoe m'n pet staat als ik m'n nest uitstap.'
Sentinel vraagt, 'Wat ben je echt?'
irenedeg zegt, 'Dat is het 'em juist. Ik wil niet iets "echt" zijn. Waarom altijd in het keurslijf van een genderidentiteit worden geduwd? Dat is juist het leuke van de metro, dat je kunt zijn wie je wilt. Toch?'
Chaos_one vraagt, 'Ja maar, wat ben je echt?'
irenedeg zegt, 'Trouwens maakt het wat uit? Ik bedoel, communiceer je anders met me als ik een vrouw ben dan wanneer ik een man ben?'
Chaos_One zegt, 'Eh... ja!'
Mice5 denkt, 'over het algemeen is iedereen wel eerlijk over zijn man/vrouw zijn...'
Mice5 denkt, 'ik wil wel graag weten of ik met een man een vrouw zit te praten, hoe je eruit ziet interesseert me geen moer...'
irenedeg zegt, 'Dus je zegt tegen een vrouw andere dingen dan tegen een man?'
Chaos_one zegt, 'Ja.'
Chaos_one vraagt, 'Maar wat ben je nou!!?'
irenedeg zegt, 'Alle virtuele karakters zijn toch fictief? Niemand kan toch nagaan of je de waarheid vertelt?!'
Chaos_one zucht, '...'
(...)
irenedeg zegt, 'Geen van beide dan maar'
Chaos_one denkt, '?...'
irenedeg zegt, 'Eindelijk niets... Wat een rust!'
Mice5 zucht, 'geslachtsloos???...'
Chaos_one zegt, 'Zo maak je niet veel vrienden hier...'
Sentinel denkt, 'Nee...'

Tussen fantasie en werkelijkheid

In muds creëren mensen vaak fantasie-identiteiten waarmee ze dingen uithalen die in het echt niet mogelijk zijn. Maar evengoed, en misschien wel vaker, gebeurt het omgekeerde: een identiteit gebaseerd op ervaring, die een spel speelt met kwesties die in muds niet mogelijk zijn maar wel in real life. Neem bijvoorbeeld de volgende scène uit LambdaMOO, een sociale mud. (10) Het gaat hier over 'roken in het openbaar' - typisch een fenomeen waarvan je in het echte leven last kunt hebben maar niet als tekstuele cyberactie. Of toch wel?

Amarantha takes a cigarette from packet of Marlboros.
PatGently asks Amarantha whether she could refrain from smoking.
Skip doesn't think it's cool to smoke anymore
Amarantha lights a cigarette.
Moebius coughs furiously
Skip too
Amarantha sighs at fascism on the MOO.
Skip grins
Moebius wonders since when coughing was fascist
Amarantha takes a puff on her Marlboro cigarette.
Mista says, "Let's just open the sliding glass doors, and everyone will be happy."
Amarantha says, "everybody needs a hobby!"
Mista says, "...get a nice breeze in here."
PatGently is amused at people coughing from MOO smoke.
Skip opens a window
Amarantha says, "It's ok, my neo-nazi friends... I'll step outside."
Moebius says, "it's all right with the ventilation..."
Moebius puts on a sweater
Amarantha takes a puff on her Marlboro cigarette.
Amarantha says, "I'll blow smoke rings to entertain you!"

Deze scène kun je op zich zien als een spel met identiteiten; de stevig paffende Amarantha is immers een welbewust ontworpen character. Wie haar personagebeschrijving opvraagt, krijgt te lezen: 'Amarantha: a Muse, a Fury, a Siren, and Ethel Merman rolled into one. Carrying: wooden chest, Magic Rose (worn), staff, a pack of Silk Cuts, packet of Marlboros, lit Marlboro cigarette'. Ze rookt niet alleen, ze is ook nog stevig uitgerust met verschillende merken sigaretten, naast wat andere mud-parafernalia.
Maar belangrijker is hier het spel met real-life-situaties - het verwijst duidelijk naar de typisch Amerikaanse politiek-morele kwestie over roken in gezelschap. Dit soort verwerkingen en bewerkingen van sociale situaties vormen zowel de input als de output van de 'postmoderne' mud-identiteiten, ongeacht de narratieve fantasiewereld waarin ze 'gevangen' zitten. Er is op het Net geen spel met identiteiten dat niet tevens een spel met sociale entiteiten is.
Het spelen met identiteiten is bovendien vaak een reactie op de lopende interactie. Mensen doen zich soms voor als een ander in een nieuwsgroep, webforum of mud omdat ze iemand willen beetnemen, bestraffen of anderszins iets duidelijk willen maken. Om dezelfde reden kunnen mensen nieuwe identiteitsafsplitsingen maken. Zoals bijvoorbeeld Truus in de nieuwsgroep nl.eeuwig.september. Truus post altijd kortaffe one-liners als 'Nerd', 'Weer sex' of 'Onzin'. Truus' identiteit begon als eenduidige verdediging van de eerste Nederlandse journalist die regelmatig over Internet berichtte, Francisco van Jole. Indertijd werd hij om diverse redenen hevig aangevallen in de nieuwsgroep. Allengs begon Truus zich te bemoeien met de andere discussies in de nieuwsgroep, meestal door anderen op de vingers te tikken, tot vermaak en ergernis van velen. Eindeloze threads zijn al besteed aan de vraag wie of wat zij is, vrouw of man, wellicht een collectief of programma (zie ook www.truus.com). Truus is een fraai voorbeeld van een zuiver narratieve identiteit die ook nog eens vrijwel geheel is opgebouwd uit normen en waarden.

Interne en externe identiteitsafbakeningen

Identiteiten op het Net zijn dus zowel narratief als ingebed in het dagelijks leven. Dit gegeven noodzaakt tot enige tempering van de hoop op het online te boven komen van fixerende geo- en bio-identiteiten als sekse, kleur en etniciteit. De voormalige Internet-professor Jaap van Till ondertekende een tijd lang zijn e-mail met de sig: 'Multiple Tribe Membership with the help of the Net is the best antidote to ethnical/national fragmentation. I wish you good, tolerant and binding connections across many borders taking part in many communities.' Het is een mooie wens, maar de praktijk is minder eenvoudig. De complexe dynamiek tussen individu, identiteit en gemeenschap werkt ook door op het Net. Het open systeem maakt dat alleen maar complexer.
Aangezien dat allemaal narratief en tekstueel vorm krijgt, liggen de misverstanden en flames voortdurend om de hoek. Zo stellen de Nederlandse Webgrrls zich relatief makkelijk op wat betreft externe afbakeningen - niemand controleert er of je wel een 'echte vrouw' of een echte computerliefhebber bent. Maar de heftigste flames kunnen ontstaan rond interne normatieve afbakeningen en subidentiteiten als moeders en niet-moeders, oud-jong, lesbisch-bi-hetero, geëmancipeerd dan wel feministisch.
Identiteiten en verschillen verdwijnen niet in een virtuele melting pot; ze worden juist sterker geproblematiseerd. Zowel intern (binnen de gemeenschap, in het kader van een interne moraal) als extern (in relatie tot andere gemeenschappen). Het ziet ernaar uit dat dat een wijd verbreid mechanisme is binnen virtuele gemeenschappen. Neem bijvoorbeeld een bijdrage uit de (zeer lange) draad 'Why do Puerto Ricans deny their blackness' in soc.culture.african.american, over de kwestie of Puerto Ricanen qua politieke en sociale identiteit nu zwart zijn of niet:

It's not about you people having to deny European background, it's the fact that you people think that you are white, and you are more black than white, and you almost totally dismiss your blackness! When your whiteness is not valid in the eyes of white people, you switch to be a 'native.' You only will admit to your appearant blackness when pressed. You people are our black brothers and sisters, we should not have to convince you to be who you are, it should come natrually. When a white man tells you who you are not (white that is), you should not keep trying to be with a crew that does not want you.

Dat identiteiten op het Net primair narratief vorm krijgen, betekent niet dat ze ook eerder worden gerelativeerd. Sterker nog, niet zelden wordt een argumentatie of verhaal gediskwalificeerd op grond van een vermeende of betwijfelde identiteit van de auteur: ben jij eigenlijk wel echt zwart? Uit dezelfde draad:

>you're probably in your forties, and unless you've been extraordinarily unlucky, you, like most >people your age, did not have a loved one who was snatched away by a lynch mob either. You've >read stories, seen photographs, and heard accounts from people other than yourself. While you >may want to claim such experiences as your own, the truth is, you have no more experienced it >than Bill Clinton has experienced the burning of a black church.

David, my parents have the experience that you seek. For you to make the statement you have made, and claim to be black, is truely amazing.


En als een vrouw in soc.culture.pakistan schrijft waarom ze geen sluier of hoofddoekje draagt, wordt vooral betwijfeld of ze wel een vrouw is:

Bill buddy, don't let this saleena character fool you, he's probably a man posting under a female name. Or if it's not so, then she must be in jail by now for posting against the wishes of her "Islamic Masters". Chances are, you will never hear from her again.

Haar identiteit als vrouw kan alleen narratief bevestigd worden door anderen die een geschiedenis met haar delen in scp (=soc.culture.pakistan):

Saleena is a well known girl on scp who has been here for number of years. Not being from Punjab and free of fear or guilt she feels little reason to put on a Burqua as some around here do.

Relativering is er natuurlijk ook. In soc.culture.afghanistan zei iemand ten einde raad in de draad 'I am a talib - Fuck you all!':

You people are hilarious - do you call this a discussion? Just calling each other names online? Get a life please! You are in America now. Nobody cares if you are Talib or Tajik or pashtoon or Uzbeck.

Maar als er iets duidelijk wordt in de verschillende soc.culture-nieuwsgroepen, dan is het wel dat velen zich juist wel druk maken over 'Talib or Tajik or pashtoon or Uzbeck'.

De kruispost van identiteiten

De mogelijkheid van crossposting tussen verschillende culturen doet niets af aan dat gegeven. Het kan juist bepaalde posities en stereotypen versterken, zo blijkt uit onderzoek. (11) Onderzocht werd de dynamiek in een Usenet-discussie die zich afspeelde in en tussen twee nieuwsgroepen: soc.culture.african.american (scaa) en soc.culture.jewish (scj). In scaa speelde oorspronkelijk de kwestie 'in hoeverre Michael Jackson (nog) zwart was', met uitlopers naar kwesties rond Jacksons seksevervaging en androgynie. In scj speelde oorspronkelijk de kwestie in hoeverre Jacksons songtekst 'Jew me, sue me, kick me, kike me' antisemitisch was. Na een crossposting vanuit scj raakten die twee draden verstrengeld. In het heftige debat dat uitbrak tussen de twee nieuwsgroepen veranderden de oorspronkelijke posities op verschillende fronten.
Ten eerste bleek dat oorspronkelijk individueel geformuleerde standpunten ineens plaats maakten voor een collectief eenduidig 'we, African Americans' dan wel 'we, as Jews'. Allerlei specifieke interne identiteitsonderscheidingen die beide groepen in de loop der tijd 'ontwikkeld' hadden - in scaa raciaal-cultureel getinte termen als 'toms', 'role models' en 'sell outs'; in scj onderscheidingen tussen bijvoorbeeld 'te gevoelig' of juist 'te weinig waakzaam' ten aanzien van antisemitisme - raakten verloren in het dominante, logge 'wij'.
Ten tweede had de respons over en weer een bepaald patroon: men reageerde vooral op die auteurs die beantwoorden aan het verwachte stereotype. Terwijl er wel degelijk scaa- en scj-posters waren die hetzelfde dachten over Michael Jackson, lokten hun bijdragen geen reacties uit van het andere kamp. Reacties kwamen slechts op zwarten die Michael Jackson verdedigden en joden die hem aanvielen. Dat hing ook af van de specifieke aard van de aanval of verdediging: joden die Jackson antisemitisme verweten, kregen 'zwarte' respons; joden die zijn androgynie bespotten, niet. Zwarten die Jackson zagen als slachtoffer van joods racisme, kregen 'joodse' respons; zwarten die Jackson verdedigden op grond van artistieke vrijheid, niet. De onderzoeker concludeert: 'Reading this discussion gave the impression of an "African-American position" and a diametrically opposed "Jewish position", whereas the discussion within each newsgroup had allowed for more complexity.'
Het moge duidelijk zijn: interactie tussen verschillende identiteiten en culturen is bepaald geen garantie voor het afbreken van stereotiepe beelden. E zal nog heel wat water door de zee en heel wat bytes door het Internet moeten stromen, wil er wat dat betreft iets fundamenteel veranderen.


© Uit: Marianne van den Boomen, Leven op het Net: De sociale betekenis van virtuele gemeenschappen
Amsterdam, Instituut voor Publiek en Politiek, 2000