Omslag van het tijdschrift Hack-tic

Dit is een voorkant van het roemruchte tijdschrift Hack-Tic, het blad van de Nederlandse hackersscene. Het blad dat mij trouwens in aanraking bracht met het Internet. (Het is overigens vooralsnog het enige blad dat in gedrukte vorm ter ziele is gegaan door de opkomst van het Internet. Voor de rest zijn er alleen maar talloze tijdschriften over het Internet bij gekomen. Wie zei er dat het gedrukte papier verloren gaat?)

Rechts zien we een hacker. Hij stelt grenzen open met behulp van de computer. En zo te zien aan de verrukte dame moet dat ook wat opleveren voor vrouwen.
Waaruit bestaat nou die hackersgeest?


Kenmerken van de hackersgeest


1. Hands-on! Direct met je vingers aan de knoppen. Onbeperkte, directe toegang tot de computer. En tot alles wat daarmee te maken heeft: gereedschap, kennis en bureaucratie.



Hacken is eigenlijk weinig anders dan direct met je vingers aan de knoppen zitten, een weerbarstige technologie naar je hand zetten, haar geheimen ontraadselen. Het gaat om letterlijk of figuurlijk openbreken. Alles wat een puzzel vormt, kan worden gehackt: het telefoonsysteem, Chinese menukaarten, computers, programmacodes en niet te vergeten: Internet-toegang. Eerst illegaal voor zichzelf, later legaal voor grote groepen mensen.
In Nederland heeft bijvoorbeeld Hack-Tic Netwerk, later omgedoopt tot Xs4all, een voortrekkerrol gespeeld: Hacktic was de eerste club die betaalbare Internet-abonnementen aanbood aan gewone mensen en non-profitorganisaties. En later heeft Hack-Tic samen met het Amsterdamse politiek-culturele centrum De Balie de Digitale Stad van de grond getrokken. De Digitale Stad biedt gratis gebruikersvriendelijke toegang tot (delen van) het Internet.


2. Absolute vrijheid van informatie. Deel wat je hebt met anderen, maak het toegankelijk en openbaar.



De papierslierten met de computerprogrammatuur lagen op het MIT in de vroege jaren zestig dan ook gewoon in een la waar iedereen bij kon. En op het Internet is openbaarheid, het delen van informatie en vrijheid van meningsuiting nog altijd de grote drijfkracht (dan wel de inzet van allerlei strijd, bijvoorbeeld in de Scientology-kwestie), waar het erom gaat om zonder geïntimideerd te worden kritiek te kunnen leveren op deze sekte.
Of in de strijd tegen de bizarre Amerikaanse Internet-censuurwetten, die wilden bepalen dat je geen vieze woorden en plaatjes, aidsvoorlichting of abortusinformatie op het Net mag zetten.
Of in de kwestie-Van Traa, waar het erom gaat om openbare overheidsinformatie gratis toegankelijk te maken op het Net.
Vrijheid van informatie heeft vele gezichten.


3. Tegen hiërarchie en autoriteit. Vóór decentralisatie en zelfwerkzaamheid.



Ook deze ideologie is essentieel voor het Internet. Het Net is niet in handen van een kleine groep. Er is geen overheid, geen multinational, geen organisatie die de meer dan tien miljoen permanente Internet-computers beheert.
Het Internet is niet meer dan een optelsom van lokale computersystemen die aan elkaar zijn gekoppeld. En die hebben afgesproken dat ze elkaars datastromen doorgeven.


Hoewel er niets is dat deze ideologie speciaal tot een jongenscultuur maakt, waren de eerste generaties hackers en computerfreaks vooral jongens. Ze werden gedreven door hun aloude cowboytje spelen en hun hands-on-speelgoed, dat ze mee konden nemen de volwassenheid in.
Nu kun je een Barbie-pop ook wel hands-on aan- en uitkleden, maar ze vormde toch te weinig een puzzel om haar letterlijk en materieel uit elkaar te peuteren en te hacken.
Meisjes hackten vooral figuurlijk: ze hackten identiteiten. En toen ze groot werden, speelden ze niet meer. Noch met Barbie- poppen, noch met computers. Ze hadden wel wat anders aan hun hoofd: studie, werk, relaties, familie, vriendenkring, sociale omgeving, eventueel kinderen. En niet zelden dat allemaal tegelijk.

Maar ze komen er ook wel, hoor. Het is wellicht een omweg, maar via werk, studie en andere nuttigheidsoverwegingen komen vrouwen uiteindelijk ook steeds meer in aanraking met het Internet.